Naar boven ↑

Rechtspraak

Werkneemster is vanaf 19 februari 1996 tot 12 mei 2006 in dienst geweest bij Procee Bouw B.V. Laatstelijk heeft hij bij deze onderneming de functie van werkvoorbereider vervuld. Werkneemster is per 21 november 2003 arbeidsongeschikt geworden als gevolg van gezondheidsproblemen. Omdat de arbeidsongeschiktheid twee jaar had geduurd, heeft Procee Bouw de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met toestemming van het CWI opgezegd op 21 november 2005. Ook na de beƫindiging van het dienstverband bleef de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] voortduren, zodat hij aanspraak heeft gemaakt op een WAO-uitkering. Deze uitkering is hen op 1 juni 2005 door het UWV verstrekt. Op grond van artikel 18a van de UTA CAO gold tijdens het dienstverband van werkneemster de verplichting voor Procee Bouw om ten behoeve van al haar werknemers een aanvullende WAO-verzekering (hierna te noemen: de WAO-gatverzekering) af te sluiten. Door Procee Bouw is tijdens het dienstverband van werkneemster maandelijks de verplichte premie voor de WAO-gatverzekering op diens salaris ingehouden. Toen werkneemster na de verstrekking van de WAO-uitkering door het UWV aanspraak wilde maken op een WAO-gatverzekering, bleek dat Procee Bouw had nagelaten om daadwerkelijk een dergelijke verzekering ten behoeve van haar werknemers af te sluiten. Sinds 21 oktober 1996 respectievelijk 1 januari 1999 waren A, B en C gezamenlijk bevoegd bestuurders van VTB Beheer BV (hierna te noemen: VTB). VTB was met ingang van 6 maart 2003 enig aandeelhouder en bestuurder van Procee Bouw. Procee Bouw is met ingang van 2 november 2006 failliet verklaard. Werkneemster heeft de bestuurders van VTB aansprakelijk gesteld voor de geleden schade omdat zij als (indirect) bestuurders hebben nagelaten een WAO-gatverzekering af te sluiten.

De rechtbank oordeelt als volgt. De rechtbank stelt voorop dat nu maandelijks op het salaris van [eiseres] een bedrag aan premie voor de WAO-gatverzekering werd ingehouden, maar Procee Bouw heeft nagelaten om - zoals de van toepassing zijnde CAO haar verplichtte - deze WAO-gatverzekering daadwerkelijk af te sluiten, dit als een tekortkoming van Procee Bouw in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de met werkneemster bestaan hebbende arbeidsovereenkomst heeft te gelden. Procee Bouw -welke vennootschap inmiddels in staat van faillissement is verklaard- zou dan ook jegens werkneemster gehouden zijn tot vergoeding van de als gevolg van die tekortkoming door werkneemster geleden schade. Voorts heeft te gelden dat ingeval van een tekortkoming van een rechtspersoon een (indirect) bestuurder onder omstandigheden op grond van eigen onrechtmatige daad aansprakelijk kan zijn, doch slechts indien en voor zover de bestuurder terzake een voldoende ernstig verwijt treft (HR 18 februari 2000, NJ 2000, 295). Volgens de rechtbank gaat het om de concrete wetenschap bij de (indirect) bestuurders van het tekortschieten van Procee Bouw. Deze wetenschap moet door werkneemster worden bewezen, hetgeen niet heeft plaatsgevonden. De rechtbank is voorts van oordeel dat aan de bestuurders geen ernstig verwijt kan worden gemaakt dat zij, na door werkneemster te zijn gewezen op het ontbreken van een WAO-gatverzekering, niet alsnog een zodanige voorziening hebben getroffen voor de aanspraken van werkneemster. Een verzekeringsovereenkomst strekt ertoe dat de verzekeraar zich tegenover het genot van premie jegens haar wederpartij, de verzekeringnemer, verbindt tot het doen van een of meer uitkeringen, en bij het sluiten der overeenkomst voor partijen geen zekerheid bestaat, dat, wanneer of tot welk bedrag enige uitkering moet worden gedaan. Bestuurders hebben tegen die achtergrond terecht betoogd dat het niet mogelijk is om een verzekering af te sluiten indien het schadeveroorzakende evenement - in dit geval de per 21 november 2003 ingetreden arbeidsongeschiktheid van werkneemster - zich reeds heeft voorgedaan.

Volgt afwijzing vordering werkneemster.