Rechtspraak
Werkneemster is werkzaam bij B als restaurantmedewerker. In 1993 heeft zij met B op diens verzoek ingestemd met de vermindering van haar toen overeengekomen arbeidsduur, van 40 uur naar 24 uur per week, echter onder de voorwaarde dat zij die 24 uur per week vast zou werken op de maandagen, de dinsdagen en woensdagen, telkens gedurende acht uur per dag. Sedert 1993 heeft zij tot aan de overname van de onderneming van B door X ook steeds 24 uur per week, en wel op de maandagen, de dinsdagen en woensdagen telkens acht uur per dag gewerkt. Met ingang van 1 september 2008 is werkneemster op grond van het bepaalde in artikel 7:663 BW van rechtswege in dienst getreden van X. X weigert werknemer op de genoemde dagen in te roosteren. Werkneemster vordert nakoming van het rooster van B. Volgens X zijn de aanspraken van werkneemster op honorering van de door haar bedoelde afspraak inzake de voor haar geldende arbeidstijden geen rechten die vatbaar zijn voor overgang als bedoeld in artikel 7:663 BW, omdat het recht om te mogen werken op vaste werkdagen niet op geld waardeerbaar is. Daarnaast acht X het mogelijk een deze roosters aan te passen wegens ETO-redenen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Artikel 7:663 BW maakt, anders dan X schijnt te willen betogen, geen onderscheid tussen op geld waardeerbare en andere rechten van de werknemer die bij de overgang van een onderneming in de zin van die bepaling betrokken is. Niet valt in te zien op grond waarvan een zodanig onderscheid dan toch zou moeten worden aanvaard. Het beroep op artikel 4 lid 2 van Richtlijn 98/50/EG van 29 juni 1998 wordt eveneens verworpen. De werkafspraak is door de overgang van de onderneming van [B] tussen partijen gaan gelden. Als de redenering van gedaagde zou worden gevolgd betekent dat, dat de verkrijgende partij bij een overgang van een onderneming in de zin van artikel 7:663 BW het recht zou hebben alle haar (om economische, technische of organisatorische redenen) onwelgevallige arbeidsvoorwaarden van overgenomen personeel naar believen bij te stellen. Die consequentie kan niet worden aanvaard. De vraag of werkneemster op grond van artikel 7:611 BW gehouden was op andere dagen te werken, blijft in het midden omdat X hiertoe onvoldoende heeft gesteld.
Volgt toewijzing vordering werkneemster.