Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer is in dienst van SRB als statutair directeur. SRB is een schaderegelaar. In de periode 1997 tot 2000 heeft werknemer afspraken met DAS-rechtsbijstand gemaakt over de afhandeling schades tegen een vast tarief alsmede de hoogte van de afkoop van jaarlijkse nacalculatie. SRB c.s. hebben werknemer als (voormalig) bestuurder op grond van artikel 2:9 BW aansprakelijk gesteld voor de schade, ontstaan door de volgens SRB c.s. zeer nadelige afkoop van de financiële compensatiemogelijkheid van 720 DAS zaken. SRB c.s. stellen dat zij recht hadden op een veel hogere financiële compensatie en dat zij hierdoor tot op heden een bedrag van in totaal ruim € 500.000 schade hebben geleden. Een gemiddelde DAS zaak kostte volgens SRB c.s. 12 uren. Het interne calculatietarief bedroeg fl. 180,-- per uur (excl. overheadkosten), zodat een gemiddelde DAS zaak fl. 2.160 excl. btw kostte. Gelet op het in die periode afgesproken tarief van fl. 1.500 incl. btw kwam SRB c.s. per dossier een bedrag van fl. 883 excl. btw tekort. De afkoop van de nacalculatiemogelijkheid bedroeg fl. 185.000 excl. btw, hetgeen per dossier neerkomt op een bedrag van fl. 257 excl. btw. Het accepteren van dit afkoopbedrag heeft derhalve direct een schade veroorzaakt van fl. 626 excl. btw per dossier. De rechtbank heeft de vorderingen van SRB afgewezen.

Het hof oordeelt als volgt. Ingevolge artikel 2:9 BW is elke bestuurder tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak. Deze bepaling wordt naar vaste rechtspraak aldus uitgelegd, dat voor aansprakelijkheid op de voet daarvan noodzakelijk is dat aan de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Bij de beoordeling of de bestuurder inderdaad een ernstig verwijt treft als zojuist bedoeld, moeten alle omstandigheden van het geval worden betrokken (o.a. HR 29 november 2002, nr. C 01/096, NJ 2003, 455). Gelet op alle omstandigheden van het geval, onder meer

  • dat tegelijk met de afkoopsom met directe ingang een substantiële verhoging van het basistarief werd overeengekomen,
  • dat er tegelijkertijd een afspraak werd gemaakt omtrent een minimaal aantal door Nostimos (zusteronderneming van SRB) te behandelen DAS-contract zaken en een verwachting werd uitgesproken omtrent het minimale aantal door Nostimos te behandelen DAS-Inter zaken en deelopdrachten,
  • dat DAS één van de grootste opdrachtgevers van Nostimos was en derhalve een bepaalde onderhandelingspositie bezat,
  • dat men in het algemeen niet zonder enige onzekerheid omtrent de toekomstige samenwerking gaat procederen over een tariefcompensatie met één van de grootste opdrachtgevers, is het hof van oordeel dat werknemer mogelijk een hogere afkoopsom overeen had kunnen komen dan die van fl. 185.000 excl. btw, maar niet in die mate dat het aangaan van de onderhavige overeenkomst op 22 april 1999 - met name het overeenkomen van de onderhavige afkoopsom - hem kan worden verweten als een ernstige tekortkoming in de zin van artikel 2:9 BW.
  • Volgt bekrachtiging oordeel rechtbank.