Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer is statutair directeur van Veolia Holding. Daarnaast is werknemer manager director van BBA Connex. In deze laatstgenoemde functie staat in het arbeidscontract van werknemer een arbitragebeding opgenomen. Op 30 maart is hij met onmiddellijke ingang geschorst in afwachting van de AVA van 20 april 2009 waarin het ontslagbesluit van werknemer geagendeerd staat. Werknemer vordert wedertewerkstelling.

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Vóór alle weren beroept Veolia zich op de onbevoegdheid van de voorzieningenrechter om kennis te nemen van dit geschil, aangezien er in de arbeidsovereenkomst met werknemer een arbitrageclausule is opgenomen en ook in het kader van arbitrage om een voorlopige voorziening kan worden gevraagd. Nog daargelaten dat niet aannemelijk is dat de onderhavige vordering van werknemer tot toelating in zijn functie van statutair bestuurder van twee vennootschappen wordt gedekt door de arbitrageclausule in zijn arbeidsrechtelijke overeenkomst, bij welke overeenkomst bovendien slechts één van de twee vennootschappen partij is, bevat artikel 2:241 BW de uitdrukkelijke bevoegdheid van deze rechtbank om kennis te nemen van alle geschillen tussen Veolia en haar statutair directeur. Bovendien acht de voorzieningenrechter zich uit de aard van het kort geding bevoegd om met spoed een voorlopige voorziening te treffen, zulks op een kortere termijn dan nodig zal zijn om één of meer arbiters te benoemen en van deze een voorlopige voorziening te verkrijgen. Daarom wordt het beroep op de onbevoegdheid van de voorzieningenrechter verworpen. Aangezien een statutair bestuurder door het bevoegde orgaan te allen tijde kan worden geschorst, spitst het geding zich toe op de vraag of er een zwaarwegende reden is die meebrengt dat van Veolia in redelijkheid niet gevergd kan worden om werknemer toe te laten tot de uitoefening van zijn functie. Vaststaat dat er op 20 april 2009 in een algemene vergadering van aandeelhouders zal worden gesproken over het voorstel van de raad van commissarissen tot ontslag van werknemer als statutair directeur. Dat die vergadering niet rechtsgeldig bijeen zou zijn geroepen, betekent nog niet dat er in die vergadering geen geldig ontslagbesluit zal kunnen worden genomen. Het ontslagvoorstel is in essentie gebaseerd op een gebrek aan vertrouwen in werknemer als directeur van de Nederlandse vennootschappen van Veolia. Een aantal feiten geven steun aan het vermoeden dat daarvan al langere tijd sprake is. Dit gebrek aan vertrouwen in het functioneren van werknemer als statutair directeur van de Nederlandse vennootschappen van Veolia kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter diens schorsing rechtvaardigen, temeer nu de Nederlandse bedrijfstak waarin Veolia opereert volgens beide partijen thans in zwaar weer verkeert en er voortdurend allerlei problemen de kop opsteken. In dit licht kan van Veolia in redelijkheid niet worden verlangd dat zij nog langer een bestuurder laat functioneren die niet haar vertrouwen geniet en mag Veolia aan deze samenwerking feitelijk een einde maken. Het is niet onredelijk dat dit gebeurt op het moment dat Veolia meent dat partijen niet langer met elkaar in gesprek zijn. De door werknemer gevorderde voorziening zal daarom worden afgewezen.