Naar boven ↑

Rechtspraak

VDL houdt zich bezig met de (internationale) handel in sperma, paarden en daarmee verwante artikelen. Verzoeker is werkzaam als handelsagent in Latijns-Amerika en verricht sinds 1997 in die hoedanigheid werkzaamheden ten behoeve van VDL. Verzoeker verzoekt ontbinding van de agentuurovereenkomst. Hij verwijt VDL onder meer het niet nakomen van afspraken, het achter zijn rug om handelen, het voor schut zetten van verzoeker tegenover relaties, tekortschieten in tijdige betaling en slechte communicatie en planning. Dit heeft geleid tot een onwerkbare situatie. Hij verzoekt tevens betaling van een ontbindingsvergoeding conform de kantonrechtersformule.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Gelet op hetgeen door partijen is aangevoerd zal de kantonrechter de agentuurovereenkomst ontbinden op grond van het bepaalde in artikel 7:440 lid 1 onder b BW, een verandering in de omstandigheden. Volgens artikel 7:440 lid 3 BW kan de kantonrechter in een dergelijk geval aan een der partijen een vergoeding toekennen. Naar het oordeel van de kantonrechter is er in dit geval aanleiding om aan verzoeker, ten laste van VDL, een vergoeding toe te kennen. Aan dit oordeel ligt ten grondslag dat verzoeker gedurende elf jaren als agent voor VDL in Midden- en Zuid Amerika is opgetreden. Verder is door verzoeker gesteld, en door VDL onvoldoende concreet bestreden, dat zijn inkomen in zeer belangrijke mate afhankelijk is van de werkzaamheden ten behoeve van VDL. Aangenomen kan worden dat het wegvallen van deze werkzaamheden negatieve inkomensgevolgen voor verzoeker zal hebben. Uit de verwijten die partijen elkaar over en weer hebben gemaakt kan verder niet worden afgeleid dat de oorzaken van het ontstaan van de verstoorde verhouding in zodanige mate aan verzoeker zijn te wijten dat hem op grond daarvan geen vergoeding zou toekomen. Voor het toekennen van een vergoeding aan VDL ziet de kantonrechter in dit geval geen aanleiding. Omtrent de hoogte van de aan verzoeker toe te kennen vergoeding oordeelt de kantonrechter als volgt. VDL heeft betoogd dat de ontbindingsvergoeding ex artikel 7:440 lid 3 BW is gerelateerd aan de opzegtermijn en dat deze vergoeding niet op eenzelfde wijze als de ontbindingsvergoeding als bedoeld in artikel 7:685 BW kan worden bepaald. De kantonrechter volgt VDL hierin echter niet. Naar zijn oordeel laat artikel 7:440 lid 3 BW de kantonrechter vrij om de hoogte van de vergoeding te bepalen en is er geen grondslag voor de stelling dat bij de opzegtermijn dient te worden aangeknoopt. Dat het achtste lid van artikel 7:685 BW in artikel 7:440 lid 4 BW niet van overeenkomstige toepassing is verklaard maakt dit niet anders, omdat de daar wel genoemde onderdelen van artikel 7:685 BW slechts regels van formele, processuele, aard betreffen. Artikel 7:440 BW is het equivalent van artikel 7:685 BW en geeft een soortgelijke regeling als is neergelegd in die bepaling. Dit betekent nog niet voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding de kantonrechtersformule zonder meer kan worden toegepast, zoals door verzoeker is bepleit. Deze formule is ook niet geschreven voor agentuurovereenkomsten. Gelet echter op enerzijds de overeenkomsten die er bestaan tussen een arbeidsovereenkomst en een agentuurovereenkomst en anderzijds de verschillen, zowel formeel als materieel, is er naar het oordeel van de kantonrechter wel aanleiding om aansluiting te zoeken bij deze formule. Dit echter wel met inachtneming van de verschillen tussen beide rechtsverhoudingen in het algemeen en de verschillen in positie van een ondergeschikte werknemer en een zelfstandig opererend agent in het bijzonder. Dit laatste leidt ertoe dat voor de bepaling van het in acht te nemen aantal jaren gedurende welke verzoeker werkzaamheden ten behoeve van VDL heeft verricht het feitelijk aantal jaren, en niet het op basis van de leeftijd van verzoeker gewogen aantal jaren, als uitgangspunt zal dienen. De B-factor wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde provisie. C=0,5.

  • Wetsartikelen: 7: 440 lid 1 onder b BW en 7:685 BW
  • Onderwerpen: Overige
  • Trefwoorden: Ontbinding agentuurovereenkomst, Analoge toepassing kantonrechtersformule, Enkel feitelijk aantal dienstjaren en C=0,5