Rechtspraak
Werknemer is in dienst geweest van de vof. Op 1 april 2005 wordt de vof in een aantal rechtspersonen ingebracht, te weten in ieder geval 't Stokertje Kachelparadijs B.V. en 't Stokertje Beheer B.V. Vraag staat centraal of het concurrentiebeding opnieuw schriftelijk had moeten worden overeengekomen ten tijde van de overgang.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Een onderscheid dient te worden gemaakt tussen het van rechtswege overgaan van een arbeidsovereenkomst en het stilzwijgend voortzetten van de arbeidsovereenkomst. In het eerste geval blijft het concurrentiebeding van kracht, terwijl in het tweede geval het beding opnieuw schriftelijk moet worden overeengekomen. De kantonrechter stelt vast dat op 1 april 2005 de gehele vof is ingebracht in 't Stokertje Beheer B.V. Deze inbreng is zonder meer aan te merken als een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 jo. 7:663 BW. Op diezelfde datum heeft 't Stokertje Beheer B.V. een deel van de activa ingebracht in 't Stokertje Kachelparadijs B.V. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter kan deze inbreng niet worden aangemerkt als zijnde een overgang van onderneming ex artikel 7:662 BW. Daardoor is evenmin sprake van een overgang van rechtswege van alle rechten en verplichtingen als bedoeld in art. 7:663 BW. Er is hier immers niet slechts sprake van een formele wijziging van werkgever door wijziging van de juridische identiteit. Ook de solvabiliteit van de werkgever is gezien de beperkte inbreng van activa gewijzigd waardoor het beding zwaarder kan gaan drukken en aan gedaagde opnieuw de mogelijkheid had moeten worden gegeven te overwegen of hij een concurrentiebeding wilde aangaan. Onder verwijzing naar HR 31 maart 1978, NJ 1978, 325 is de kantonrechter dan ook van oordeel dat het concurrentiebeding is komen te vervallen.
Volgt afwijzing vordering 't Stokertje Kachelparadijs B.V.