Naar boven ↑

Rechtspraak

Werkneemster is sinds het dienstverband met Kliq B.V. deelnemer bij het pensioenfonds ABP, verder te noemen ABP. Na de overgang van onderneming per 1 juli 2006 naar Capability Mobiliteit B.V. is dat zo gebleven. Werkneemster heeft derhalve haar pensioenrechten gedurende het dienstverband opgebouwd bij het ABP. Per 19 September 2007 is de holding van Capability Mobiliteit B.V., te weten Capability B.V., in staat van faillissement verklaard. Kort daarna is aan het personeel bekend gemaakt dat er grote premiebetalingsachterstanden bij het ABP zijn. Op 17 december 2007 heeft Capability aan werkneemster laten weten dat zij op zoek is gegaan naar een nieuwe verzekeraar, te weten Zwitser Leven. Werkneemster stelt zich op het standpunt dat Capability Mobiliteit alsnog voor een aanvullend pensioen bij het ABP zorg dient te dragen vanwege de verstrekkende gevolgen voor werkneemster van deze wijziging in de arbeidsvoorwaarden. Zij vordert daarom veroordeling van Capability Mobiliteit alsnog het pensioen bij ABP onder te brengen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Allereerst stelt de kantonrechter vast dat er geen sprake is van een situatie als genoemd in artikel 6:258 BW. Hoewel de moedermaatschappij niet bij machte bleek te zijn pensioenvoorzieningen te treffen, kan dit niet worden gezegd van Capability Mobiliteit. Zou worden uitgegaan van een niet gebleken aanwezigheid van een rechtsgeldig eenzijdige-wijzigingsbeding, dan is zelfs het bepaalde in artikel 6:248 lid 2 BW van toepassing, nu de door de werkgever aangevoerde omstandigheden geen reden vormen aan te nemen dat het onaanvaardbaar is dat het pensioen zou worden voortgezet (in de vorm van de vrijwillige voortzetting). Zou vervolgens, zoals Capability Mobiliteit BV bepleit, de norm van 7:611 BW, goed-werkgeverschap en goed-werknemerschap (op grond van het nieuwe Mammoet-arrest van 11 juli 2008, JAR 2008/204) worden toegepast, dan is de kantonrechter van oordeel dat het beroep van Capability Mobiliteit BV al strandt op de eerste door de Hoge Raad ontwikkelde “horde”, te weten dat Capability Mobiliteit BV in het bovenstaande, gelet op de andere mogelijke oplossingen, geen aanleiding heeft kunnen vinden in het doen van het voorstel om (per saldo, kort gezegd) met Zwitser Leven in zee te gaan. Omdat de primaire vordering - aansluiting bij ABP - inmiddels niet meer tot de mogelijkheden behoort, dient de subsidiaire vordering te worden toegewezen, te weten dat de pensioenovereenkomst dient te worden nagekomen door middel van het aanbieden van een schadecompenserende gelijkwaardige pensioenregeling. Datzelfde geldt voor het afdragen van achterstallige pensioenpremies, omdat aannemelijk is dat deze er zullen gaan komen, wanneer de berekening voor de schadecompensatie is volbracht.