Rechtspraak
Werkneemster is per 14 februari 1994 in (loon)dienst getreden van De Wrede. De Wrede exploiteert, althans exploiteerde een onderneming (detailhandel) in slaapsystemen, slaapkamermeubilering, bedden en woninginrichting. Werkneemster was werkzaam op de locatie waar thans - vanaf 1 december 2008 - de beddenspeciaalzaak van Meulen & Baarsma is gevestigd. Werkneemster heeft zich op 2 december 2008 ziek gemeld bij zowel Meulen & Baarsma als De Wrede. Zij stelt zich op het standpunt dat sprake is van een overgang van onderneming waardoor zij van rechtswege in dienst is getreden van Meulen & Baarsma. Voorzover geen sprake is van overgang van onderneming is zij nog steeds in dienst van De Wrede totdat haar arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze wordt beëindigd. Meulen & Baarsma stellen zich op het standpunt dat geen sprake is van overgang van onderneming. De Wrede stelt zich op het standpunt dat sprake is van overgang van onderneming.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Blijkens vaste jurisprudentie van het EG-Hof is voor het antwoord op de vraag of sprake is van overgang van onderneming cruciaal of de identiteit van de onderneming is behouden (HvJ EG 18 maart 1986, NJ 1987, 502). De eis van identiteitsbehoud is overgenomen in artikel 7:662, tweede lid sub a BW. De vraag of sprake is van identiteitsbehoud moet door de (nationale) rechter aan de hand van de feitelijke omstandigheden van het geval worden beoordeeld. Van identiteitsbehoud is sprake indien de exploitatie in feite wordt voortgezet of na een korte periode van oponthoud wordt hervat. Geoordeeld wordt dat het voor de vraag of de identiteit van de onderneming is behouden vooral aankomt op zaken als de aard van de producten, het marktsegment waartoe deze behoren, de aankleding van de winkel en de financiële bedrijfsvoering. Geconstateerd moet worden dat het marktsegment waartoe de door Meulen & Baarsma gevoerde producten behoren als hoger moet worden aangemerkt dan het segment waartoe de door De Wrede gevoerde producten behoren. Dit impliceert dat de door Meulen & Baarsma gevoerde producten duurder en van betere kwaliteit -en dus anders van aard- zullen zijn. Daar komt bij dat Meulen & Baarsma het pand in haar bedrijfskleuren heeft geschilderd en aan haar bedrijfsstijl heeft aangepast. Dat Meulen & Baarsma van dezelfde ruimte gebruik maakt en van dezelfde inventaris als De Wrede zijn omstandigheden die veelal bij een overgang van een beddenzaak aanwezig zijn. Aan deze omstandigheden kan daarom minder onderscheidend vermogen worden toegekend dan aan de hiervoor bedoelde specifieke omstandigheden. Dat geldt evenzeer voor de door De Wrede gestelde omstandigheid dat tussen haar en Meulen & Baarsma een concurrentiebeding is overeengekomen. De vraag of de identiteit is behouden moet daarom, alle relevante feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend, ontkennend worden beantwoord. Dit heeft, naar voorshands geoordeeld moet worden, tot gevolg dat de rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomsten (waaronder die van werkneemster) niet op Meulen & Baarsma zijn over gegaan. De vordering jegens Meulen & Baarsma wordt derhalve afgewezen.
De loonvordering jegens De Wrede wordt toegewezen totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is geëindigd.