Rechtspraak
Werknemer is als orderverzamelaar in dienst getreden van werkgever. Werkgever gebruikt voor haar verzamelaars een systeem van premieberekening, welk systeem inhoudt dat de verzamelaars voor iedere € 1.000 per uur meer verzamelde omzet dan de per gangpad vastgestelde norm een premie verdienen, waarbij voor ieder gangpad een andere norm en een andere premie geldt. In dat systeem geldt voorts dat een verzamelaar bij ziekte, vakantie of overige werkzaamheden een gemiddelde premie krijgt, die berekend wordt over de premie van de daaraan voorafgegane drie maanden. Ten aanzien van werknemer is jarenlang een vast gemiddelde premie betaald. In juli 2008 bericht werkgever werknemer dat zij ten onrechte een veel te hoge premie aan werknemer betaalden. In plaats van het gebruikelijke gemiddelde zal voortaan worden aangesloten bij de werkelijk gemaakt omzetpremie (die aanzienlijk lager ligt dan de huidige premie van werknemer). Om werknemer tegemoet te komen wordt voorzien in een afbouwperiode. Werknemer heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een ongeoorloofde eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of sprake is van een eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden of een correctie op de berekeningswijze van het prestatieloon. De kantonrechter oordeelt dat dit laatste het geval is. Derhalve dient enkel nog te worden onderzocht of inderdaad sprake is van een onjuiste berekening (zoals werkgever stelt). Uitgaande van de beoogde relatie tussen de werkelijke geleverde prestatie en de vergoeding daarvoor had werkgever dan ook die gemiddelde premie moeten delen door het werkelijke aantal verzameluren, welk aantal (veel) hoger lag dan het aantal normuren. Bij een deling met het aantal normuren resulteert dat echter rekenkundig in een hogere premie per uur. Indien dat telkens wordt gedaan, waarbij er eveneens sprake is van een hoger aantal feitelijke verzameluren dan het normaantal, levert dat - evenzo rekenkundig - een voortdurende stijging op van de premie per uur, zonder dat daar een grotere prestatie per uur aan ten grondslag ligt. Die aan de hand van de normuren berekende premie per uur wordt immers telkens gebruikt om op basis van de werkelijke verzameluren een verzamelpremie te berekenen, die in de volgende maand - samen met de dan twee voorliggende maanden - bij een deling door het aantal normuren in plaats van de werkelijke verzameluren weer leidt tot een hogere premie per uur. Op die rekenkundige uitwerking heeft werknemer niets inhoudelijks aangevoerd. Uit de feiten en omstandigheden leidt de kantonrechter af dat sprake is van een fout in de berekeningswijze.
Ten slotte dient te worden beoordeeld of werkgever deze foutieve berekening mag corrigeren ten nadele van werknemer. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Daarbij overweegt hij dat de correcties enkel zien op toekomstige premie-uitkeringen, zodat het goed werknemerschap met zich brengt dat een werknemer dergelijke correcties heeft te accepteren. Voorts overweegt de kantonrechter dat is voorzien in een redelijke afbouwregeling, zodat de werkgever handelt als goed werkgever.
De gevorderde verklaring voor recht wordt toegewezen.