Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam, 27 juli 2010
ECLI:NL:GHAMS:2010:BN9262
Stichting Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium
De Stichting Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) kende tot 1 januari 2007 een VUT-regeling die krachtens de Arbeidsvoorwaarden NLR op werknemers van toepassing was. Op grond van deze regeling konden werknemers die veertig jaar in dienst waren of op het moment van ontslag 61 jaar of ouder waren en direct voorafgaande aan het ontslag een ononderbroken dienstverband hadden van ten minste tien jaar, aanspraak maken op 75% van hun laatstverdiende salaris. In verband met de Wet VPL is de fiscale facilitering van de VUT-regeling per 1 januari 2006 afgeschaft. NLR heeft in dat kader een nieuwe regeling ingevoerd die werknemers een compensatie biedt bestaande uit een aanvullende eindejaarsuitkering van 5%. Van de 683 werknemers hebben 644 werknemers ingestemd met deze nieuwe regeling. NLR vordert de oude VUT-regeling zo te wijzigen dat hiervoor de nieuwe regeling in de plaats komt, dan wel dat werknemers geen beroep meer kunnen doen op de oude regeling. De kantonrechter heeft de vordering van NLR afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat de invoering van de Wet VPL impliceerde dat de oude regeling niet onverkort kon worden gehandhaafd. De vraag is echter of de thans aangeboden regeling redelijk is. Getoetst moet worden of de uit artikel 7:611 BW voortvloeiende verplichtingen van werknemers meebrengen dat zij zich de nieuwe regeling moeten laten welgevallen, omdat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardvaar zou zijn NLR aan de oude regeling te houden. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. Het acht het niet van doorslaggevend belang dat de OR met de wijziging zou hebben ingestemd. Het feit dat alternatieve regelingen mogelijk tot leeftijdsdiscriminatie zouden leiden, acht het hof niet aannemelijk. Dat het niet mogelijk zou zijn geweest om voor werknemers geboren voor 1 januari 1950 een overgangsregeling te organiseren, acht het hof evenmin aannemelijk. Die mogelijkheden waren er wel.
Volgt bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter.