Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Coöperatie De Friesland U.A.
Rechtbank Noord-Nederland, 21 december 2010
ECLI:NL:RBLEE:2010:BO9351

werkneemster/Coöperatie De Friesland U.A.

Tijdelijke aanpassing functie – geen contact met externe relaties – wegens vertrouwensbreuk klanten, is geen onredelijk voorstel van de werkgever

Werkneemster is op 1 april 2009 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van De Friesland, in de functie van adviseur binnen cluster X. Na enkele incidenten, schorsingen, diverse schikkingspogingen, stelt De Friesland thans aan werkneemster de beperking op geen contacten met externe relaties te onderhouden, in het bijzonder relaties A en B. Werkneemster stelt zich op het standpunt dat dit haar kerntaak is en acht De Friesland in strijd te handelen met het goed werkgeverschap en de cao die slechts een beperkte schorsing toestaat.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De grenzen van de bevoegdheden van de werkgever om (tijdelijk) een functie aan te passen worden voornamelijk bepaald door het gestelde in artikel 7:611 BW. In dat verband overweegt de kantonrechter het volgende. De raad van bestuur van relatie B laat weten dat het vertrouwen van de raad en van zeer veel bij relatie B werkzame medische specialisten is verdwenen in werkneemster. Een verdere samenwerking acht de raad niet goed mogelijk en zou de goede verhoudingen met De Friesland onder druk zetten. Ook relatie A heeft aan De Friesland te kennen gegeven dat bij relatie A geen, althans onvoldoende, vertrouwen bestaat in een verbetering van de punten van kritiek ten aanzien van het functioneren van werkneemster binnen relatie A. Deze beide stukken zijn opgesteld na het ingezette coachingstraject en de kantonrechter is van oordeel dat betekenis dient te worden toegekend aan de ernstige kritiek van derden op het functioneren van werknemer. Het is begrijpelijk dat De Friesland zich de kritiek van deze voor haar belangrijke relaties serieus ter harte neemt en ingrijpende maatregelen treft naar aanleiding van het door hen in werknemer opgezegde vertrouwen. Onder die omstandigheden is het naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter bepaald niet onredelijk te noemen dat gezien het afbreukrisico bij werkneemster en de in geding zijnde commerciële belangen van De Friesland, zij bij het hervatten van de werkzaamheden van werknemer vooreerst sterk het accent legt op een intern gericht coachingstraject waarbij werknemer aanvankelijk geen contacten zal hebben met relatie B en relatie A. Gezien deze overwegingen komt de kantonrechter tot het voorlopig oordeel dat de tijdelijke aanpassing van de functie gedurende het coachingstraject niet in het gedrang komt met het bepaalde in artikel 7:611 BW. Om die reden komt de vordering tot volledig herstel in de oude dienstbetrekking niet voor toewijzing in aanmerking.