X BV/werknemer

Werknemer is van 1 augustus 1958 tot en met 12 maart 1997 in dienst geweest van X BV. Met ingang van 1 januari 1968 is werknemer gaan deelnemen in de pensioenregeling van X BV, zoals die is omschreven in het op 31 december 1967 van kracht geworden pensioenreglement. Bij vonnis van de kantonrechter is X BV veroordeeld om bij AEGON verzekerd ouderdomspensioen van werknemer inclusief de indexering daarvan aan te vullen via bijstorting van een koopsom onder AEGON, dit op straffe van een dwangsom. De werkgever weigerde vervolgens bij te storten voor indexering, waarop de werknemer verbeuring van de dwangsommen vorderde, welke in eerste aanleg door de kantonrechter is toegewezen. De werkgever keert zich hiertegen in hoger beroep en beroept zich op matiging en maximering van de dwangsommen.

Het hof oordeelt als volgt. Ingevolge artikel 611d Rv kan de rechter die een dwangsom heeft opgelegd op vordering van de veroordeelde de dwangsom opheffen of verminderen in geval van onmogelijkheid voor de veroordeelde om aan de hoofdveroordeling te voldoen. Werkgever heeft niet aangetoond dat hij alsnog aan zijn hoofdverbintenis heeft voldaan. Voorts dient de vordering tot opheffing of vermindering van de dwangsom op grond van onmogelijkheid als bedoeld in artikel 611d Rv te worden voorgelegd aan de rechter die de dwangsom heeft opgelegd, te weten de kantonrechter te Helmond.

Volgt bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter.