Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Northern Holland Beheer BV
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 7 december 2010
ECLI:NL:GHLEE:2010:BP1136

werknemer/Northern Holland Beheer BV

Onwilligde werknemer gebonden aan concurrentiebeding bij overgang van onderneming? Geen sprake van dwang

Werknemer is op 25 september 2001 bij J:A v.o.f. in dienst getreden als monteur vangnetten en randbeveiliging. Op 1 april 2005 heeft genoemde v.o.f. haar activiteiten overgedragen aan J : A Nieuweroord B.V. Met werknemer is toen een concurrentiebeding overeengekomen. Op overtreding van het concurrentiebeding staat een boete van € 34.000. NH Beheer heeft per 1 mei 2007 de onderneming van J:A Beheer overgenomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat op grond van de overgang van onderneming NH Beheer werknemer aan het concurrentiebeding mocht houden en de boetes mocht vorderen. In hoger beroep stelt werknemer zich op het standpunt dat hij niet is overgegaan op NH Beheer en dat het concurrentiebeding in april 2005 onder dwang tot stand is gekomen.

Het hof oordeelt als volgt. Werknemer heeft zich in de eerste plaats beroepen op de arresten van het Hof van Justitie EG 11 juli 1985 (NJ 1988, 907) en 12 november 1998 (JAR 1999/115) en op HR 24 december 1993 (NJ 1994, 419) en 26 mei 2000 (NJ 2000, 566). Uit deze arresten volgt dat indien de werknemer een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring heeft afgegeven waaruit blijkt dat hij het dienstverband niet wil voortzetten, zulks betekent dat geen arbeidsovereenkomst met de verkrijger tot stand komt, terwijl de arbeidsovereenkomst met de vervreemder wordt beëindigd. NH Beheer heeft evenwel gesteld dat zij beschikt over werkbonnen van werknemer na de overgangsdatum. Het hof gelast een comparatie om hieromtrent meer duidelijkheid te krijgen.

Met betrekking tot de vermeende dwang bij de totstandkoming in april 2005 overweegt het hof als volgt. De meeste werknemers die een arbeidscontract met daarin opgenomen een concurrentiebeding ter ondertekening aangeboden krijgen, zullen niet uit overtuiging instemmen met het concurrentiebeding als zodanig. Dat tussen het krijgen van de baan c.q. promotie en het ondertekenen van het beding een verband wordt gelegd, in die zin dat zonder ondertekening van het concurrentiebeding de nieuwe betrekking niet kan worden verkregen, is bepaald niet bijzonder en een dergelijke mededeling kwalificeert dan ook niet als dwang. Dit neemt niet weg dat met bijkomende, verzwarende, omstandigheden er sprake kan zijn van een wilsgebrek. De stelplicht en bewijslast rusten overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv op degene die zich op het wilsgebrek beroept. In casu is daarvan geen sprake.