Rechtspraak
Cereales BV/werknemer
Werknemer is sinds 1998 in dienst van de stichting Cereales. Vanaf 2001 zijn partijen een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht overeengekomen met een minimale arbeidsduur van 20 uur per week. Op 21 oktober 2004 is de stichting ondergebracht in een BV. Werknemers hebben nieuwe arbeidsovereenkomsten getekend onder de toezegging van de werkgever dat alle arbeidsvoorwaarden gelijk bleven, met uitzondering van de naam van de werkgever. In de nieuwe arbeidsovereenkomst is de minimale arbeidsduur evenwel niet opgenomen. Bij beschikking van 1 november 2006 is de arbeidsovereenkomst ontbonden onder toekenning van een vergoeding van € 6.937,20 bruto aan werknemer. Daarbij is uitgegaan van een gemiddelde van 80 uur per maand. Thans vordert werknemer over de jaren 2002-2006 het verschil tussen de gevalideerde minimumduur en de feitelijk uitbetaalde uren, € 18.920. Daarenboven vordert hij niet-genoten vakantiedagen over deze uren, vakantietoeslag en wettelijke verhoging.
Het hof oordeelt als volgt. Anders dan Cereales stelt, is er geen sprake van rechtsverwerking. Het enkele feit dat werknemer nimmer protesteerde tegen de salarisbetalingen is onvoldoende om van rechtsverwerking te kunnen spreken. In beginsel mocht werknemer ervan uitgaan dat hij onder dezelfde voorwaarden als voorheen werkzaam zou zijn voor de BV. Omdat de BV evenwel heeft gesteld te kunnen bewijzen dat met werknemer expliciet andere afspraken zijn gemaakt, omdat hij de norm van 20 uur niet aan kon, draagt het hof Cereales op feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat partijen zijn overeengekomen dat de in de arbeidsovereenkomst van 31 december 2001 overeengekomen minimum/maximum-bepaling met ingang van 1 november 2004 tussen partijen geen gelding meer zou hebben.
Volgt aanhouding van de zaak.