Naar boven ↑

Rechtspraak

oud-werknemers/ING Personeel VOF
Gerechtshof Amsterdam, 28 december 2010
ECLI:NL:GHAMS:2010:BP1970

oud-werknemers/ING Personeel VOF

Wijziging werkgeversbijdrage door invoering Zorgverzekeringswet niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid

In verband met de invoering van de Zorgverzekeringswet heeft ING aan haar oud-werknemers bericht de werkgeversbijdrage ziektekostenverzekering niet langer te handhaven. ING heeft met de Vereniging Senioren ING in 2005 en 2006 overleg gevoerd over een overgangsregeling. Dit overleg heeft niet tot overeenstemming geleid. ING heeft vervolgens eenzijdig overgangsregelingen aangeboden. De oud-werknemers hebben in eerste aanleg gevorderd ING te veroordelen de regeling werkgeversbijdrage in de premie van de collectieve ziektekostenverzekering c.q. de ziekenfondspremie jegens hen na te komen. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen.

Het hof oordeelt als volgt. De oud-werknemers vallen niet onder de cao 2004-2006, zodat de daarin vormgegeven wijziging geen effect heeft op hun rechtspositie. De oud-werknemers waren immers allen ten tijde van het aangaan van deze cao niet meer in dienst van ING. Dat de cao terugwerkende kracht heeft, doet aan het voorgaande niets af. De grieven van de oud-werknemers slagen derhalve. Dit brengt met zich dat de overige stellingen beoordeeld moeten worden. De oud-werknemers stellen dat ING ook vanaf 1 januari 2006 is gebonden aan de Regeling collectieve ziektekostenverzekering. Zij verdedigen de uitleg dat in deze regeling een zonder hun instemming niet meer voor wijziging vatbare ('bevroren') collectieve aanspraak op een werkgeversbijdrage is toegekend. ING betoogt dat de in de regeling aan deelnemers in de collectieve ziektekostenverzekering (waaronder de particulier verzekerde oud-medewerkers) toegekende aanspraak op een werkgeversbijdrage voortbouwt op en afhankelijk is van de tot 1 januari 2006 in artikel 11.2 van de cao (telkens) aan medewerkers toegekende faciliteit en dat deze regeling de strekking heeft op het punt van de werkgeversbijdrage actieve medewerkers en postactieve medewerkers gelijk te behandelen. Het hof overweegt als volgt. Op grond van de tekst en de strekking van de artikelen 1 en 5 van de Regeling collectieve ziektekostenverzekering bezien in samenhang met artikel 11.2 van de cao, mochten de particulier verzekerde oud-werknemers redelijkerwijs niet verwachten dat in de situatie, waarin voor de actieve medewerkers als gevolg van de invoering van de Zorgverzekeringswet zowel de particuliere collectieve ziektekostenverzekering als de werkgeversbijdrage in de premie daarvan is komen te vervallen, voor hen de Regeling collectieve ziektekostenverzekering ongewijzigd in stand zou blijven, hoewel ook voor hen niet langer de mogelijkheid tot deelname aan de particuliere collectieve ziektekostenverzekering bestond. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat de oud-werknemers niet voldoende gemotiveerd hebben bestreden dat de Regeling collectieve ziektekostenverzekering de ook voor hen (onder andere uit de tekst van artikel 1 'Met medewerkers zijn gelijk gesteld: a. gepensioneerden …') kenbare strekking had de actieve en de postactieve medewerkers gelijk te behandelen. Het hof is van oordeel dat ING met de door haar getroffen overgangsregeling in voldoende mate aan de belangen van de oud-medewerkers tegemoet is gekomen. Enerzijds had ING een voldoende zwaarwegend belang bij een aanpassing van de Regeling collectieve ziektekostenverzekering, welke regeling door het afschaffen van de particuliere ziektekostenverzekering was achterhaald. Anderzijds mocht zij van de oud-werknemers verlangen dat deze met een redelijke overgangsregeling in verband met de hiervoor beschreven wijziging in het zorgstelsel akkoord zouden gaan. In aanmerking genomen dat met de belangen van gepensioneerden reeds bij de totstandkoming van de Zorgverzekeringswet rekening is gehouden, kan naar het oordeel van het hof de door ING aangeboden overgangsregeling niet onredelijk worden geacht.

Volgt bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter.