Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18 januari 2011
ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4789
werkneemster/kapsalon X VOF
Werkneemster is sinds 1992 in dienst van (de rechtsvoorganger van) kapsalon X. In de op schrift gestelde arbeidsovereenkomst van 21 juli 2000 is bepaald dat werkneemster de functie 'Bedrijfsleider' bekleedt. In de salarisspecificaties tot en met november 2007 is de functie van werkneemster omschreven als: Bedrijfsleidster. Met ingang van december 2007 is de functie van werkneemster op de salarisspecificaties omschreven als: Haarstylist II. Zij kreeg al die tijd uitbetaald conform Haarstylist II met een toeslag van 5% vanwege de extra door werkneemster te verrichten taken als bedrijfsleidster. Thans vordert werkneemster achterstallig loon wegens onjuiste inschaling en functiewaardering, en wegens een niet rechtsgeldige eenzijdige functiewijziging van Haarstylist III en bedrijfsleider in Haarstylist II.
Het hof oordeelt als volgt. Op grond van het bepaalde in artikel 150 Rv rust de bewijslast van haar stelling dat zij aan het criterium van Haarstylist III voldoet, op werkneemster in het geval dat de kapsalon deze stelling gemotiveerd betwist. Dienaangaande is van belang dat de bekwaamheid van werkneemster om als Haarstylist III te kunnen worden ingeschaald, niet ter discussie staat. Het tussen partijen bestaande geschil betreft alleen de vraag of werkneemster als haarstyliste zo veelvuldig lang haar behandelde, dat zij als Haarstylist III behoort te worden ingeschaald. Dat daarvan zo mogelijk dagelijks sprake moet zijn, volgt rechtstreeks uit het Functiehandboek voor het kappersbedrijf. Het geschil vloeit voort uit de in de cao gemaakte opmerking bij de indeling van de haarstylisten. Voor dergelijke tekstinterpretaties geldt de zogenoemde cao-norm (HR 24 september 1993, NJ 1994, 174; HR 31 mei 2002, NJ 2003, 110). Nu het Functiehandboek onderdeel van de cao uitmaakt, behoort ook het Functiehandboek met inachtneming van voornoemde criteria te worden uitgelegd. Nu het Functiehandboek uitgaat van 'zoveel mogelijk dagelijkse' langhaarbehandeling, moet naar de frequentie worden gekeken van deze behandelingen door werkneemster. Het feit dat zij de enige is die in de kapsalon langhaarbehandelingen doet, doet niet ter zake. Zij is ook niet geslaagd in het bewijs dat zij wel 'zoveel mogelijk dagelijks' dergelijke behandelingen verrichtte.
Wat de functieomschrijving in haar arbeidsovereenkomst betreft, overweegt het hof als volgt. De werknemer mag er in beginsel van uitgaan dat haar functieomschrijving op correcte wijze gebeurt. De kapsalon behoort dan ook gemotiveerd toe te lichten waarom werkneemster niet als bedrijfsleidster in de zin van de cao/het Functiehandboek moet worden aangemerkt. De kapsalon heeft op overtuigende wijze aangegeven dat de functie 'bedrijfsleider' een eigen leven is gaan leiden tijdens de onderhandelingen tussen haar en werkneemster. Bedoeld is een toelage voor extra werkzaamheden in de bestaande functie van Haarstylist II. Nu werkneemster voor het overige niet aan de criteria van bedrijfsleider voldoet, dient haar vordering te worden afgewezen.