Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland, 16 februari 2011
ECLI:NL:RBUTR:2011:BP5136
Nederlandse Vereniging van Praktijkondersteuners/Landelijke Huisartsen Vereniging c.s.
NVvPO vordert – kort gezegd – veroordeling van LHV c.s. om haar toe te laten tot het eerstvolgende overleg over de cao Huisartsenzorg (hierna: de cao), welke cao mogelijk gaat gelden vanaf 1 april 2011. Zij stelt daartoe dat LHV c.s. weigeren haar tot dit overleg toe te laten, en dat deze weigering onrechtmatig is. LHV c.s. stelt dat de kantonrechter niet bevoegd is van de vordering kennis te nemen, nu het een vordering van onbepaalde waarde betreft en NVvPO aan haar vordering een onrechtmatige daad ten grondslag legt.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De vordering van NVvPO kan niet aangemerkt worden als een zaak betreffende een collectieve arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 93 aanhef en onder c Rv. Het geschil tussen partijen betreft immers enkel de vraag of de weigering van LHV c.s. om NVvPO niet tot de onderhandelingen over de cao toe te laten onrechtmatig is of niet. Er is derhalve geen geschil tussen partijen over de cao zelf, omdat partijen met betrekking tot (het aangaan van) de cao juist geen rechtens relevante relatie zijn aangegaan. De enkele omstandigheid dat NVvPO een verzoek heeft gedaan, dat partijen een gesprek daarover hebben gehad, en dat het verzoek vervolgens door LHV c.s. is afgewezen maakt dit niet anders. De kantonrechter zal zich daarom onbevoegd verklaren deze zaak te behandelen en te beslissen, en de zaak verwijzen naar de rolzitting van de handelskamer van de sector civiel van deze rechtbank.