Rechtspraak
werknemer/Gemeente Maastricht
Werknemer ontvangt sinds 1 juni 2005 een bijstandsuitkering (WWB). Krachtens de Reïntegratieverordening gemeente Maastricht 2005 is werknemer verplicht deel te nemen aan het opengestelde traject 'werken met behoud van uitkering'. Werknemer heeft in dat kader op grond van het zogenoemde Trajectcontract project EBM van 20 juli 2005 tot 20 oktober 2005 met behoud van uitkering werkzaamheden verricht als productiemedewerker bij EBM Eventstaffing BV (EBM). Werknemer is met ingang van 24 oktober 2005 bij EBM in loondienst getreden. Bij besluit van 26 oktober 2005 heeft de gemeente de uitkering van werknemer met ingang van 24 oktober 2005 beëindigd. Bij besluit van 8 februari 2006 heeft de gemeente een bedrag van € 8.264,63 aan van 1 juni 2005 tot 24 oktober 2005 ontvangen uitkering teruggevorderd op de grond dat werknemer over meer vermogen beschikte dan het vrij te laten vermogen. Dit besluit heeft formele rechtskracht verkregen. Werknemer heeft bij brief van 6 november 2008 de gemeente gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 6.445,60 als vergoeding voor de door hem van 20 juli 2005 tot 19 oktober 2005 bij EBM verrichte werkzaamheden. Hij stelt primair dat op grond van zijn plaatsing als productiemedewerker bij EBM in het kader van het traject 'werken met behoud van uitkering' tussen hem en de gemeente een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan hij aanspraak heeft op betaling van loon, nu zijn uitkering met terugwerkende kracht is teruggevorderd en hij feitelijk zonder betaling heeft gewerkt.
Het hof oordeelt als volgt. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat de uitkering op grond van de WWB niet gelijk kan worden gesteld met een arbeidsbeloning en dat het Trajectcontract project EBM niet als een arbeidsovereenkomst met de gemeente kan worden gekwalificeerd. De door de gemeente aan werknemer betaalde uitkering heeft een publiekrechtelijke grondslag en strekt ter voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan. De omstandigheid dat aan toekenning van de uitkering een aantal verplichtingen is verbonden gericht op arbeidsinschakeling, brengt nog niet mee dat in geval de voorziening 'werken met behoud van uitkering' is opgelegd, de uitkering op één lijn kan of moet worden gesteld met een arbeidsbeloning. De verplichting tot betaling van de uitkering berust immers op het toekenningsbesluit en niet op een door de gemeente met werknemer aangegane privaatrechtelijke rechtsverhouding. Er wordt ook niet toegekomen aan het rechtsvermoeden van artikel 7:610a BW. Voorts kan niet worden geoordeeld dat de bedoeling van partijen was gericht op het totstandkomen van een arbeidsovereenkomst. De vorderingen uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking en onrechtmatige daad stuiten af op de formele rechtskracht van de besluiten van de gemeente.