Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Freia Shared Services BV
Rechtbank Midden-Nederland, 13 april 2011
ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ0693

werkneemster/Freia Shared Services BV

Ontslag na outsourcing in concernverband kennelijk onredelijk. Albron-arrest mogelijk van toepassing. Schadevergoeding begroot op € 9.000

Werkneemster (57 jaar) is van 16 augustus 1999 tot 1 april 2010 als cateringmedewerkster in dienst geweest van (de rechtsvoorgangster van) Freia. Freia heeft werkneemster ter beschikking gesteld aan, en zij heeft haar werkzaamheden verricht in de onderneming van, twee dochtervennootschappen van Freia te Bunnik, te weten Horizon Training Groep B.V. (de aanvankelijke werkgeefster van werkneemster) en Fources B.V., beide actief op het gebied van training en opleiding. De arbeid van werkneemster heeft onder meer bestaan uit het gereed maken en schoon houden van de zalen, het verzorgen van lunches van cursisten en daarmee verband houdende facilitaire werkzaamheden. Vanwege teruglopende bedrijfsresultaten heeft Freia in de loop van 2009 besloten het aantal vestigingen van haar werkmaatschappijen te verminderen en – als eerste – de vestiging te Bunnik per 1 januari 2010 te sluiten. De cateringwerkzaamheden op de locatie te Leusden werden uitbesteed aan Hampshire. De arbeidsovereenkomst van werkneemster is met toestemming van het UWV WERKbedrijf opgezegd per 1 april 2010. Vanaf mei 2009 was werkneemster regelmatig arbeidsongeschikt wegens ziekte. Zij ontvangt thans een uitkering krachtens de Ziektewet. Volgens werkneemster is het ontslag kennelijk onredelijk.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De onderhavige zaak vertoont gelijkenis met de Albron-zaak. Freia had eind 2009/begin 2010 als goed werkgeefster eigener beweging aan werkneemster zodanige inlichtingen over de voorgenomen uitbesteding behoren te geven dat zij (met haar gemachtigde) in staat was zich in een vroeg stadium een oordeel te vormen over de vraag of er sprake was van een economische eenheid die na de uitbesteding haar identiteit behield, als bedoeld in de rechtspraak over de genoemde richtlijn en artikel 7:662 e.v. BW (vgl. HR 26 oktober 2007, NJ 2008, 504). Freia heeft dit nagelaten. Tegenover dit genuanceerde belang van Freia bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst stond het belang van werkneemster bij voortzetting van haar werkzaamheden in Leusden. Haar situatie was in die zin bijzonder, en haar belang bij voortduren van de arbeidsovereenkomst navenant groot, dat zij vanaf 20 november 2009 ziek was en te kampen had met meervoudige gezondheidsproblematiek (aan arm en buik), terwijl voor medio april 2010 een kaakoperatie voorzien was. Voor zover Freia heeft willen betogen dat zij vóór 1 april 2010 niet hoefde te verwachten dat werkneemster langdurig arbeidsongeschikt zou blijven, ziet zij eraan voorbij dat toetsing aan het gevolgencriterium weliswaar dient plaats te vinden naar de omstandigheden zoals deze zich niet later dan op het tijdstip van ingang van het ontslag voordeden, maar dat nadien intredende omstandigheden aanwijzingen kunnen opleveren voor hetgeen uiterlijk op het tijdstip van ingang van het ontslag kon worden verwacht met betrekking tot de gevolgen van het ontslag voor de werknemer (vgl. HR 17 oktober 1997, NJ 1999, 266). Op 1 april 2010 was werkneemster herstellende van de buikoperatie van 5 maart 2010, terwijl zij op 13 april 2010 een kaakoperatie had te ondergaan. Freia mocht er niet op vertrouwen dat werkneemster daarvan voorspoedig zou herstellen en snel weer beschikbaar zou zijn voor ander werk.

De schadevergoeding in de zin van artikel 7:681 lid 1 BW dient te worden begroot, of anders geschat of naar billijkheid bepaald. Vast staat dat werkneemster na beëindiging van de arbeidsovereenkomst geruime tijd arbeidsongeschikt en uitkeringsafhankelijk is gebleven. Daardoor heeft zij geen sollicitatieactiviteiten kunnen ontplooien. Mede gezien haar leeftijd had van Freia mogen worden verwacht dat zij aan werkneemster een voorziening had aangeboden die haar in staat zou stellen gedurende een ruime overbruggingsperiode zonder inkomensverlies passend werk te vinden. Deze periode wordt, mede gezien de leeftijd en de arbeidsongeschiktheid, gesteld op drie jaren. De hiermee overeenkomende schadevergoeding wordt afgerond vastgesteld op € 9.000 bruto. Verdere schadeposten heeft [eiseres] niet voldoende gemotiveerd gesteld.