Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland, 29 april 2011
ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ3294
werknemer/E.M.M. International BV
Werknemer is op 1 september 2001 in dienst getreden van E.M.M. Productions B.V. (hierna: Productions) en tot statutair bestuurder van deze vennootschap benoemd. Productions wordt geheel gefinancierd door International. International heeft een bancaire financiering. Bij brief van 8 oktober 2010 heeft de bank van International bezwaren geuit tegen de hoog opgelopen vorderingen op Productions. Blijkens onderhandse akten van 6 april 2011 is Productions met terugwerkende kracht tot 24 december 2010 bevoegd de matrijzen en patenten van International te gebruiken. Tijdens de AVA van Productions van 12 januari 2011 is werknemer in zijn hoedanigheid van statutair directeur met onmiddellijke ingang ontslagen en is de arbeidsovereenkomst met hem opgezegd met inachtneming van de contractuele opzegtermijn van zes maanden. Werknemer stelt dat er sprake is van overgang van onderneming zodat hij tegelijk met de activatransactie van 24 december 2010 op grond van artikel 7:663 BW in loondienst van International is getreden en wel als 'gewone' werknemer. International betwist dat sprake is van overgang van onderneming.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De kernvraag in dit kort geding is de vraag of er sprake is geweest van een overgang als bedoeld in artikel 7:662 lid 2 BW, dus de overgang van een economische eenheid, een geheel van georganiseerde middelen, bestemd tot het ten uitvoer brengen van een al dan niet hoofdzakelijk economische activiteit, die na overgang haar identiteit heeft behouden. Nagegaan moet worden of het, gelet op alle feitelijke omstandigheden van de transactie, om de vervreemding van een lopend bedrijf gaat, wat met name kan blijken uit het feit dat de exploitatie ervan in feite door de nieuwe ondernemer wordt voortgezet of hervat met dezelfde of soortgelijke bedrijfsmiddelen (Aldus HvJ EG 18 maart 1986, LJN AC8669 (Spijkers) en HvJ EG 6 november 2003, LJN AO0391 (Sodexho)). Bij de verkoop van matrijzen en patenten is er sprake van substantiƫle en essentiƫle activa. Hiermee is niet gezegd dat er sprake is van overname en voortzetting van de exploitatie van de onderneming in de door het HvJ EG bedoelde zin. Hierbij is van belang dat aan Productions gebruiks- en licentierechten op de matrijzen en patenten zijn verleend en dat wijst erop dat de exploitatie aan Productions is gelaten. De slotsom is dat de gestelde overgang van onderneming niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld. Nader feitenonderzoek en eventuele bewijslevering zijn onvermijdelijk. De gevorderde voorlopige voorzieningen moeten bij deze stand van zaken worden afgewezen.