Naar boven ↑

Rechtspraak

ABN AMRO Bank NV/werkneemster
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 3 mei 2011
ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ3946

ABN AMRO Bank NV/werkneemster

Werkgever heeft onverschuldigd loon betaald over de periode dat arbeidsongeschikte werkneemster weigerde passende arbeid te verrichten nadat WAO-uitkering was afgeschat van 80-100% naar 25-35%. Doorbetaling loon levert geen rechtsverwerking op

Werkneemster is op 24 september 1973 als typiste in dienst getreden bij ABN AMRO. Vanaf 5 november 1987 ontving zij een AAW/WAO-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Het UWV heeft de WAO-uitkering herzien en per 31 maart 2002 nader vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25-35%. Werkneemster heeft tegen deze nadere vaststelling beroep ingesteld. ABN AMRO Arbo Services heeft werkneemster in september 2003 verzocht contact met de arbeidsdeskundige op te nemen ter zake van werkhervatting. Daarop volgende contacten hebben niet geleid tot werkhervatting, omdat werkneemster zich op het standpunt stelde in het geheel niet te kunnen werken en volledig arbeidsongeschikt te zijn. Begin 2004 heeft ABN AMRO een brief verzonden waarin zij zich op het standpunt stelt dat zij werkneemster geen loon verschuldigd is, zolang zij geen werkzaamheden verricht. De aangekondigde loonstaking is evenwel uitgebleven. Bij beslissing van 2 maart 2007 heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep van werkneemster tegen de herziening van de WAO-uitkering per 31 maart 2002 ongegrond verklaard. Op 4 april 2007 heeft ABN AMRO de betaling van het salaris stopgezet. Op 4 juli 2007 heeft ABN AMRO het loon over de periode van februari 2004 tot en met maart 2007 teruggevorderd. De kantonrechter heeft de vordering van ABN AMRO voor een belangrijk deel afgewezen, wegens rechtsverwerking. Tegen dit oordeel keert ABN AMRO zich in hoger beroep.

Het hof oordeelt als volgt. In het onderhavige geval kan niet worden volgehouden dat werkneemster in de periode van 5 februari 2004 tot 1 april 2007 haar werkzaamheden niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van ABN AMRO behoort te komen. Werkneemster heeft erkend dat zij niet bereid was tot het verrichten van haar arbeid of van andere passende arbeid. Anders dan de kantonrechter oordeelde, acht het hof geen sprake van rechtsverwerking. Van werkneemster had mogen worden verwacht dat zij zelf contact met ABN AMRO had opgenomen toen de loonbetaling – ondanks aangekondigde staking daarvan – continueerde. Uit deze salarisbetalingen mocht werkneemster niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat ABN AMRO van gedachten was veranderd. Volgt toewijzing vordering ABN AMRO.