werkgever/werknemer

Werknemer is op 1 januari 2006 als algemeen directeur in dienst getreden van werkgever, die zich bezighoudt met arbeidsbemiddeling, training en opleiding in de verzekerings- en pensioenbranche. Op 27 november 2009 heeft werknemer zijn arbeidsovereenkomst met werkgever tegen 1 januari 2010 opgezegd en is in dienst getreden van X BV, waar hij met ingang van 1 januari 2010 het dagelijks bestuur van de businessunit Pensioen voor zijn rekening heeft genomen. Op 31 december 2009 heeft werknemer een aantal aan werkgever toebehorende goederen, waaronder zijn laptop, mobiel plus toebehoren, sleutels en pasjes bij ingeleverd. In opdracht van werkgever heeft onderzoeksbureau Hoffman bedrijfsrecherche BV een onderzoek uitgevoerd naar de laptop en de e-mailbestanden van werknemer. Geconcludeerd wordt in het door Hoffman opgemaakte rapport dat uit de e-mailpostbus van werknemer zeer waarschijnlijk bedrijfsinformatie van werkgever is verwijderd door werknemer. Daarnaast is hoogstwaarschijnlijk vertrouwelijke bedrijfsinformatie van werkgever gelekt. Werkgever heeft in kort geding gevorderd, kort weergegeven, dat werknemer wordt veroordeeld alle e-mails en andere documenten van werkgever die hij onder zich heeft af te geven dan wel daarvan afschrift te verstrekken op straffe van een dwangsom. Voorts vordert werkgever veroordeling tot betaling van een bedrag van € 53.890,26 met rente ter zake van buitengerechtelijke kosten. De voorzieningenrechter heeft alle vorderingen afgewezen en werkgever veroordeeld in de proceskosten.

Het hof oordeelt als volgt. Het hof constateert dat kort voor de behandeling van het kort geding in eerste aanleg, werknemer een kopie van de inhoud van de mailbox door middel van een dvd aan werkgever ter hand heeft gesteld. Het hof constateert dat werkgever thans over een groot aantal documenten beschikt waarom zij eerder heeft verzocht. In zoverre is, reeds vóór het kort geding, door werknemer voldaan aan het door werkgever gevorderde. Het afgeven van de door werknemer gemaakte back-up, waarvan de dvd weer een kopie is, draagt daar in zoverre niet toe bij. In zoverre beperkt de discussie zich tot de vraag of werknemer de dvd onder zich mag houden. Uit de processtukken leidt het hof af dat werkgever zich in deze procedure in eerste instantie baseert op haar eigendomsrecht van de documenten en de e-mails. Het hof is niet gebleken van schending van eigendomsrechten van werkgever die aanspraak geven op afgifte zoals hier is gevorderd. Gesteld noch gebleken is dat de dvd, de gegevensdrager, eigendom is van werkgever. Niet gebleken is voorts dat de zich daarop bevindende digitale gegevens (e-mails/documenten), die zelf weer een kopie zijn van de originele e-mailbox, op zichzelf vatbaar zijn voor afgifte (revindicatie) zoals werkgever heeft gevorderd. Immers, ingevolge artikel 5:2 BW is revindicatie beperkt tot zaken. Uit artikel 13 van de arbeidsovereenkomst volgt dat alle genoemde documenten eigendom blijven van werkgever en de werknemer verplicht is deze bij het einde van het dienstverband in te leveren. Voor zover de vordering tot afgifte gebaseerd wordt op artikel 13 van de arbeidsovereenkomst is deze derhalve ook gegrond op het eigendomsrecht van werkgever en geldt hetgeen hiervoor is overwogen. Voor zover werkgever heeft gesteld dat werknemer haar schade heeft berokkend, te weten de kosten van de onderzoeken, die door werknemer vergoed dienen te worden wijst het hof deze stellingen af. Niet aannemelijk is geworden is dat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid in de zin van artikel 7:661 BW aan de zijde van werknemer. Het hof is voorts met de voorzieningenrechter van oordeel dat artikel 6:96 lid 2 BW geen zelfstandige grondslag biedt voor de vergoeding van voormelde kosten. Volgt afwijzing van het beroep.