Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Groningen), 28 april 2011
ECLI:NL:RBGRO:2011:BQ5310
werknemer/Aannemingsbedrijf Schipper : Meijerink
Bij tussenvonnis van 29 april 2010 is Schipper:Meijerink toegelaten tot tegenbewijs van de aanname dat sprake is van een arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Schipper:Meijerink zijn geslaagd in het leveren van het tegenbewijs. Uit de verklaringen van een aantal van de getuigen is op te maken dat de te betalen huurprijs is verhoogd in verband met de door werknemer te verrichten werkzaamheden. De mogelijkheid om de huur van de onroerende zaak wat hoger vast te stellen als compensatie voor eventueel te leveren arbeid, is ook in de brief van 15 juni 2005 van de heer [getuige 4] aan de heer [getuige 1] vermeld. Op basis van de getuigenverklaringen, met uitzondering van die van werknemer zelf, kan niet anders dan worden afgeleid dat met de verhoging van de koopprijs voor de aandelen door partijen tevens beoogd is een vergoeding te bieden voor door werknemer in de toekomst voor Schipper:Meijerink te verrichten werkzaamheden. Uit de verklaringen van de getuigen valt ook geen andere aannemelijke verklaring op te maken waarom de koopprijs van de aandelen in deze mate zou zijn verhoogd. Tussen partijen is in confesso dat werknemer voor Schipper:Meijerink werkzaamheden heeft verricht. Onder verwijzing naar de getuigenverklaringen is de kantonrechter van oordeel dat, voor zover er sprake zou zijn van het verrichten van werkzaamheden krachtens opdracht, partijen met de hogere prijs voor de aandelen en de hogere huurprijs reeds een voorziening hebben getroffen voor het loon in de zin van artikel 7:405 BW. De vordering op basis van die grondslag komt derhalve evenmin voor toewijzing in aanmerking. Van ongerechtvaardigde verrijking is op grond van vorenstaande overwegingen evenmin sprake nu tegenover die werkzaamheden immers voormelde verhogingen stonden. Werknemer heeft bij die uiterst subsidiaire grondslag voorts nog gesteld dat er sprake zou zijn van schade omdat Schipper:Meijerink niet zou hebben gehandeld als goed werkgever. Die conclusie kan, wederom onder verwijzing naar de getuigenverklaringen en vorenstaande overwegingen, evenmin worden onderschreven. Volgt afwijzing.