Naar boven ↑

Rechtspraak

Köbo Nederland BV/werknemer
Rechtbank Noord-Nederland, 19 april 2011
ECLI:NL:RBGRO:2011:BQ5250

Köbo Nederland BV/werknemer

Analoge toepassing van het onmisbaarheidscriterium in ontbindingsprocedure, leidt tot ontslag werknemer ondanks weigering toestemming UWV WERKbedrijf

Werknemer (57 jaar) is bij (de rechtsvoorganger van) Köbo in dienst getreden op 5 maart 1985 als magazijnmedewerker. Op 2 januari 1990 is R. (45 jaar) bij Köbo in dienst getreden als magazijnmedewerker. UWV WERKbedrijf heeft op 28 februari 2011 een ontslagvergunning voor werknemer aan Köbo geweigerd. UWV WERKbedrijf heeft onder meer overwogen: 'Werknemer en zijn collega (R.) hebben twee elkaar overlappende functies. Ten behoeve van het magazijnwerk zijn de functies identiek. Ik acht de overlap dermate dat het redelijk is beide werknemers af te spiegelen in de functie magazijnmedewerker.' Thans verzoekt Köbo ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer. Werknemer stelt zich in deze procedure op het standpunt dat Köbo 'in hoger beroep' gaat van de beslissing van UWV WERKbedrijf, met welke beslissing Köbo het niet eens is. Dat is niet de bedoeling van de procedure bij de kantonrechter. UWV WERKbedrijf heeft beslist dat R. niet onmisbaar is voor Köbo. Er is dan ook geen reden af te wijken van het afspiegelingsbeginsel.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het UWV WERKbedrijf heeft een beslissing genomen over de uitwisselbaarheid van de functies en niet over de door Köbo bepleite onmisbaarheid van R. In dit ontbindingsverzoek wil Köbo wel een beslissing over de onmisbaarheid van R. Anders dan werknemer heeft aangevoerd wordt dan ook niet op identieke gronden een ontbindingsverzoek gedaan. Een verkapt appel en misbruik van procesrecht door Köbo, om die reden, zijn dus niet aan de orde. De kantonrechter is van oordeel dat uitgangspunt behoort te zijn dat hij de beslissing van UWV WERKbedrijf respecteert. De kantonrechter gaat daarom uit van de bedrijfseconomische noodzaak en de slechte liquiditeitspositie. Ook gaat de kantonrechter uit van de door UWV WERKbedrijf geconstateerde verschillen in de functies van werknemer en R. Ten slotte respecteert de kantonrechter de beslissing dat de overlap zo groot is dat de functies uitwisselbaar zijn. De kantonrechter moet een beslissing nemen over de door Köbo gestelde onmisbaarheid van R. voor het bedrijf. Behalve kennis en vaardigheden zijn daarbij ook houding en persoonlijkheid van de werknemers waar het om gaat van belang. De kantonrechter stelt vast dat R. meer waarde heeft voor Köbo dan werknemer. In deze kwestie is de vraag of de vastgestelde meerwaarde van R. moet leiden tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer, wat in strijd zou zijn met het resultaat volgens de afspiegeling. De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend door behalve op de meerwaarde te wijzen, het resultaat van het afspiegelen te relativeren. Immers zijn zowel werknemer als R. al geruime tijd in dienst, respectievelijk 26 en 21 jaren. Hoewel werknemer 12 jaren ouder is dan R., hebben beiden een leeftijd die een niet rooskleurig arbeidsmarktperspectief biedt. Daardoor wordt naar het oordeel van de kantonrechter de conclusie dat de laatste er het eerst uit gaat, minder dwingend. De kantonrechter doet recht aan de bedoeling van de wetgever om ingaande 1 augustus 2009 de mogelijkheid om met succes een beroep te doen op de onmisbaarheid, te verruimen. De beslissing tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer brengt die, wat de oorzaak betreft, allerminst buiten de risicosfeer van Köbo. Er zal een vergoeding ten gunste van werknemer moeten komen. Deze moet recht doen aan zijn moeilijke positie op de arbeidsmarkt en aan zijn gemis aan inkomen. De kantonrechter zal verder rekening houden met de slechte financiële situatie van Köbo. De WW-uitkering van werknemer moet worden aangevuld tot 100% van wat hij nu verdient. Ook moet Köbo scholing en/of herintreden voor werknemer, bijvoorbeeld als elektricien, bekostigen tot maximaal € 10.000.