Rechtspraak
Hago/werknemer
Werknemer is voor onbepaalde tijd in dienst van Hago. Hago is een onderneming die zich bezighoudt met de schoonmaak van gebouwen en locaties. Een van haar opdrachtgevers is het Academisch Ziekenhuis Maastricht (hierna: AZM). Werknemer verricht vanaf april 2007 zijn werkzaamheden bij AZM. Op 15 december 2010 is bij een tassencontrole gebleken dat werknemer diverse niet aan hem toebehorende zaken – onder andere schuursponsjes, poetsdoeken, volledige verpakkingen papieren handdoeken – zonder instemming van Hago of het AZM bij zich had. Naar aanleiding van deze vondst is ook de persoonlijke locker van werknemer gecontroleerd en daarin werden onder andere (ongebruikte) operatiekamerklemscharen, diverse rollen pleister en operatiekamermesjes aangetroffen. Werknemer is nog dezelfde avond aangehouden en overgedragen aan de politie. Op 21 december 2010 heeft een gesprek met werknemer plaatsgevonden en tijdens dit gesprek heeft werknemer 'al zijn handelen' bekend. Hago stelt dat werknemer door zijn handelen het contract van Hago met AZM in gevaar heeft gebracht. Hago is van mening dat dit een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert, hetgeen – nadat werknemer op 15 december 2010 was geschorst – op 21 december 2010 met hem is besproken en bij die gelegenheid aan werknemer is aangezegd. Diezelfde dag is het ontslag schriftelijk bevestigd. Werknemer heeft op 21 januari 2011 de nietigheid daarvan ingeroepen. Hago verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen – voor het geval deze nog mocht bestaan – te ontbinden primair wegens een dringende reden, subsidiair wegens verandering in omstandigheden.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De vraag in dezen is of werknemer zich de spullen die hij mee naar huis wilde nemen wederrechtelijk heeft willen toe-eigenen en er dus sprake is van diefstal, dan wel of het meenemen van spullen onder bepaalde voorwaarden gedoogd c.q. toegestaan werd en werknemer deze ene keer aan die voorwaarden niet voldaan heeft, zoals hij stelt. Gelet op hetgeen in de stukken en ter zitting is aangevoerd, met name het emotionele betoog van werknemer is de kantonrechter er niet van overtuigd dat werknemer daadwerkelijk de intentie gehad heeft zich de onderhavige spullen wederrechtelijk toe te eigenen. De kantonrechter is van oordeel dat niet iedere twijfel met betrekking tot de dringende reden uitgesloten is, zodat het verzoek tot ontbinding op grond van een dringende reden zal worden afgewezen. Ook het ontbindingsverzoek op grond van verandering in omstandigheden wordt afgewezen. Dat sprake is van een verandering in omstandigheden en dat Hago het vertrouwen in werknemer is verloren, is naar het oordeel van de kantonrechter te prematuur.