Rechtspraak
De Rooyse Wissel/werknemer
Werknemer (53 jaar) is vanaf 1 september 2001 als socio-therapeut in loondienst werkzaam geweest bij tbs-instelling De Rooyse Wissel. In maart 2003 werkte werknemer op de gesloten afdeling Sfinx II, waar tbs-gestelden worden verpleegd. Op 10 maart 2003 is werknemer, tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden, door een tbs-patiënt vastgepakt en meermalen met kracht geslagen, onder meer op zijn hoofd. Werknemer heeft hierdoor lichamelijk letsel opgelopen en is per 13 september 2004 volledig arbeidsongeschikt verklaard. Werknemer heeft vervolgens De Rooyse Wissel aansprakelijk gesteld op grond van artikel 7:658 en 7:611 BW. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer afgewezen. In het door de werknemer ingestelde hoger beroep heeft het Hof Den Bosch (LJN BN0734) geoordeeld dat De Rooyse Wissel aan haar zorgplicht ex artikel 7:658 BW heeft voldaan. Volgens het hof had zij evenwel een verzekering moeten hebben voor de risico's die de werknemers lopen voor geweldsdelicten van tbs'ers. De verzekeringsplicht die de Hoge Raad voor verkeersongevallen heeft aangenomen (op grond van artikel 7:611 BW), zou volgens het hof ook voor deze gevallen moeten gelden. Tegen deze oordelen keren partijen zich in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt als volgt. Het hof heeft geoordeeld dat De Rooyse Wissel aan haar zorgplicht heeft voldaan. Dat oordeel berust klaarblijkelijk erop dat De Rooyse Wissel voldoende concrete feiten heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar standpunt en dat werknemer zijn betwisting onvoldoende heeft gemotiveerd. Daarmee is de beslissing van het hof uitsluitend gebaseerd op het concreet te verwachten gevaar dat de betrokken tbs-patiënt agressief zou worden en op de in dat verband vereiste maatregelen. Aan de overigens van De Rooyse Wissel redelijkerwijs te vergen algemene maatregelen en aanwijzingen ter bescherming tegen de aan de omgang met tbs-patiënten inherente gevaren, waaronder het steeds aanwezige risico dat een tbs-patiënt agressief wordt, heeft het hof geen aandacht besteed. Dat berust kennelijk erop dat werknemer over die algemene maatregelen en aanwijzingen onvoldoende concrete stellingen heeft betrokken. Aldus heeft het hof de processuele positie van werknemer miskend. Aan zijn positie wordt in betekenende mate afbreuk gedaan als op hem in plaats van op De Rooyse Wissel de initiële stelplicht zou rusten ter zake van ook de bedoelde algemene maatregelen en aanwijzingen. De incidentele klacht van de werknemer slaagt derhalve.
De Rooyse Wissel klaagt in cassatie dat het hof blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door uit hoofde van artikel 7:611 – buiten de situaties waarop de arresten van de Hoge Raad van 1 februari 2008, LJN BB6175, NJ 2009, 330 en LJN BB4767, NJ 2009, 331 en het arrest van de Hoge Raad van 12 december 2008, LJN BD3129, NJ 2009, 332 (Maatzorg de Werven) betrekking hebben – voor werkgevers eveneens een verzekeringsplicht aan te nemen voor een 'regulier arbeidsongeval' als het onderhavige. De Hoge Raad oordeelt als volgt. In zijn TNT-arrest (LJN BR5215) heeft de Hoge Raad uiteengezet dat en waarom de op artikel 7:611 BW gebaseerde verzekeringsverplichting beperkt dient te blijven tot de categorie van aan werknemers in de uitoefening van hun werkzaamheden overkomen verkeersongevallen als in de hiervoor genoemde arresten bedoeld. Het onderhavige geval valt niet onder de in die arresten omschreven, afgebakende categorie van gevallen. Hoezeer ook elke afbakening tot op zekere hoogte een arbitrair karakter heeft, valt hierbij te bedenken dat het aan werknemer overkomen arbeidsongeval niet is voorgevallen op een plaats waar De Rooyse Wissel als werkgever slechts beperkte zeggenschap en invloed heeft, doch integendeel op de arbeidsplaats zelf. In die situatie zou aanvaarding van een uit goed werkgeverschap voortvloeiende verzekeringsverplichting van de werkgever het wettelijk stelsel van werkgeversaansprakelijkheid, dat is gebaseerd op (tekortschieten in) een zorgplicht schade te voorkomen, te vergaand aantasten. Bovendien zou zulks een grote mate van rechtsonzekerheid in het leven roepen, omdat geen duidelijke grens getrokken kan worden met (andere) arbeidsongevallen waarvoor geen verzekeringsverplichting van de werkgever zou gelden.