Naar boven ↑

Rechtspraak

UW Holding BV/werknemer
Gerechtshof Amsterdam, 18 oktober 2011
ECLI:NL:GHAMS:2011:BU3253

UW Holding BV/werknemer

Ontslag op staande voet Wsw-werknemer nietig. Wsw-werkgever was op de hoogte van de psychische aandoeningen van werknemer zodat van werkgever meer had mogen worden verwacht

Werknemer is op 31 augustus 2005 bij UW Holding in dienst getreden. Op basis van de Wsw-indicatie was UW Holding verplicht werknemer een baan aan te bieden. Bij rapport van Reaned van januari 2005 is door een REA-arts en arbeidsdeskundige vastgesteld dat werknemer slijtage aan beide knieën en regelmatig agressieve driftbuien heeft. Na een incident op de werkvloer op 13 januari 2009 is werknemer door UW Holding met behoud van loon voor onbepaalde tijd geschorst en heeft UW Holding een ontslagaanvraag bij het CWI ingediend. Op 21 april 2009 heeft een arbeidsdeskundige het CWI geadviseerd de aanvraag af te wijzen. Volgens de deskundige vloeide het door UW Holding aangevoerde verwijtbare gedrag van werknemer bestaande uit agressieve gedragingen, het niet nakomen van afspraken en het weigeren van werk rechtstreeks voort uit diens psychische beperkingen en was dit gedrag hem in die zin niet te verwijten. Dit advies vormde voor UW Holding aanleiding om de ontslagaanvraag op 18 mei 2009 in te trekken. Vervolgens heeft UW Holding gewacht tot januari 2010 om werknemer uit te nodigen voor een gesprek over werkhervatting. In februari 2010 heeft zich een reeks van (kleine) incidenten voorgedaan, cumulerende in een ontslag op staande voet wegens (hardnekkige) werkweigering van werknemer. Werknemer heeft de nietigheid van de opzegging ingeroepen. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer toegewezen.

Het hof oordeelt als volgt. Na de intrekking van de ontslagaanvraag had het op de weg van UW Holding gelegen om zo spoedig mogelijk met werknemer over diens werkhervatting in gesprek te gaan. Desondanks heeft UW Holding tot 18 januari 2010 gewacht om werknemer voor een dergelijk gesprek uit te nodigen. In het gesprek van 18 januari 2010 heeft UW Holding aan de terugkeer tot het werk de voorwaarden gesteld dat werknemer zijn leidinggevende, de heer X, zijn excuses zou aanbieden voor het voorval op 13 januari 2009 en dat hij zich in de toekomst aan de regels van UW Holding zou houden. Op 1 februari 2010, de eerste dag van de werkhervatting, is werknemer aangesproken op het ontbreken van zijn werkkleding. Het voorval heeft ertoe geleid dat werknemer opnieuw uitviel. Vervolgens heeft UW Holding wel met werknemer over een werkhervatting willen praten, doch slechts over hervatting van binnenwerk bij het UW Praktijkcentrum en niet over een hervatting van buitenwerk bij de kwekerij. Dit betekent dat werknemer, reeds na één werkdag op de kwekerij, werd overgeplaatst naar ander werk, terwijl UW Holding ermee bekend was dat werknemer veel waarde hecht aan het verrichten van buitenwerk. Toen werknemer aangaf niet verder bij het UW Praktijkcentrum te willen werken, omdat het dan 'gaat spoken in zijn hoofd' heeft UW Holding zijn medewerking aan een psychodiagnostisch onderzoek en hulpverleningstraject bij Altrecht verlangd. Na de ziekmelding van werknemer is hij thuis, in zijn beleving, overvallen door een bode met de mededeling dat hij (ruim) een uur later op het spreekuur van de bedrijfsarts diende te verschijnen. Daargelaten of de aanwezigheid van werknemer op die afspraak praktisch gezien haalbaar was, heeft UW Holding door die aanwezigheid te verlangen onvoldoende rekening gehouden met de mentale voorbereiding die werknemer mogelijk voor het gesprek met de bedrijfsarts nodig had. Gelet op het voorgaande is het hof voorshands van oordeel dat de stelling van UW Holding dat zij het contact met werknemer in januari 2010 met een schone lei is aangegaan, niet overeenkomt met haar daden. UW Holding heeft werknemer vanaf de eerste dag van de werkhervatting onder druk gezet en hem verwijten gemaakt. Door aldus te handelen heeft UW Holding, die als Wsw-werkgever bekend was met en ingericht was op de psychische beperkingen van werknemer, bij haar besluitvorming de persoonlijke omstandigheden van werknemer onvoldoende in aanmerking genomen en diens gedragingen te eenvoudig als dringende reden aangemerkt.