Rechtspraak
werkneemster/Analytisch Diagnostisch Centrum NV
Werkneemster heeft in feitelijke instanties toekenning van een cessantia-uitkering en schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging verzocht. De cessantia-uitkering is een door de werkgever te betalen eenmalige uitkering aan de werknemer, wanneer de laatste buiten zijn toedoen wordt ontslagen. De verplichting tot betaling van de cessantia-uitkering en de berekening van de hoogte daarvan is vastgelegd in de Cessantia-landsverordening, Pb NA 1983, 85. Volgens werkneemster is haar arbeidsovereenkomst tussen haar en ADC geƫindigd. ADC stelt zich op het standpunt dat werkneemster niet is ontslagen, maar dat haar dienstverband is voortgezet bij St. Maarten Laboratory Services N.V. (hierna: SLS). Zowel het Gerecht in Eerste Aanleg als het Gemeenschappelijk Hof van Justitie hebben de vordering van werkneemster afgewezen.
De advocaat-generaal concludeert als volgt. Het GHvJ heeft overwogen dat werkneemster, doordat zij met SLS een arbeidsovereenkomst heeft gesloten, onder gelijke omstandigheden hetzelfde werk is blijven doen. Tegen die constatering wordt in cassatie niet opgekomen. In verband hiermee is, gezien het bepaalde in artikel 7A:1615e lid 8 en 7A:1615fa lid 2 BWNA, inhoudende dat van een voortgezette c.q. opvolgende dienstbetrekking sprake is wanneer de werkgevers waarbij de werknemer (achtereenvolgens) in dienst is geweest geacht moeten worden voor de verrichte arbeid elkaar opvolgers te zijn, het oordeel dat van een voortgezet dienstverband sprake is niet onbegrijpelijk noch onvoldoende gemotiveerd. Uit artikel 2 lid 2 Cessantia-landsverordening volgt dat in geval van een niet-onderbroken dienstbetrekking de werknemer geen recht op cessantia-uitkering geldend kan maken. Vanzelfsprekend kan bij een voortgezet dienstverband ook geen beroep worden gedaan op het niet in acht nemen van de opzegtermijn overeenkomstig het in de cao bepaalde. Daar komt nog bij dat, zoals het GHvJ in r.o. 2.3 terecht heeft overwogen, de aanspraak op betaling van de cessantia-uitkering niet op het in de cao bepaalde kan worden gegrond, omdat van ontslag vanwege boventalligheid geen sprake is.
De Hoge Raad oordeelt als volgt. De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 Wet RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.