Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27 december 2011
ECLI:NL:GHSHE:2011:BV0667
werknemer/Taxi De Heide VOF
Werknemer is op 5 mei 1986 bij Taxi De Heide in dienst getreden en vervulde laatstelijk de functie van chauffeur tegen een salaris van € 10,69 bruto per uur. Op 20 november 2006 is werknemer arbeidsongeschikt geworden. Vanaf 19 maart 2007 heeft werknemer op arbeidstherapeutische basis gewerkt. Met een aangepaste wagen en routes verricht werknemer passende werkzaamheden gelijk aan zijn eigen uren, maar met een arbeidsgeschiktheidspercentage van 30%. In 2008 hebben twee grote opdrachtgevers van Taxi De Heide hun overeenkomsten opgezegd (goed voor een omzet van ruim 78%). Op 14 oktober 2008 heeft werknemer zich vervolgens volledig arbeidsongeschikt gemeld. Vanaf november 2008 betaalt Taxi De Heide geen loon meer wegens het verstrijken van de 104 wekentermijn. Met toestemming van het UWV WERKbedrijf is de arbeidsovereenkomst van werknemer tegen 1 mei 2009 opgezegd. Taxi De Heide VOF is per 1 oktober 2009 ontbonden. De kantonrechter heeft de opzegging niet kennelijk onredelijk geoordeeld.
Het hof oordeelt als volgt. Het enkele feit dat er enige tijd tussen het voornemen tot ontbinding van de VOF en het feitelijk einde zit, maakt de opzegging niet kennelijk onredelijk wegens een voorgewende reden. Dat gedurende de afwikkeling van de VOF zelfs nog een werknemer voor enige uren is aangesteld evenmin. Voor zover werknemer zich heeft beroepen op zijn nieuwe arbeidsongeschiktheid sinds 14 oktober 2008, geldt het volgende. Los van de vraag of sprake was van een nieuwe arbeidsongeschiktheid – zoals werknemer stelt – dan wel een voortdurende arbeidsongeschiktheid sinds 20 november 2006 – zoals Taxi De Heide stelt – geldt dat het ontslagverbod van artikel 7:670 lid 1 aanhef BW, waarop werknemer zich beroept, ingevolge artikel 7:670b lid 2 BW niet van toepassing is indien de opzegging geschiedt wegens beëindiging van de onderneming van de werkgever. Dit is hier aan de orde. Indien een bedrijf wordt gesloten, gelden voorts het anciënniteits- en afspiegelingsbeginsel niet, omdat zij hun doel missen (objectieve ontslagcriteria). Het niet toepassen van deze spelregels leidt dan ook niet tot kennelijke onredelijkheid.
De stelling van werknemer dat de passende arbeid nieuw bedongen arbeid is geworden, faalt eveneens. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 30 september 2011, LJN BQ8134 oordeelt het hof dat na 104 weken ook de re-integratieverplichtingen van de werkgever ophouden te bestaan, zodat ook ter zake geen verwijt kan worden gemaakt.
Werknemer heeft Taxi De Heide verweten dat Taxi De Heide geen outplacementtraject heeft aangeboden, noch omscholing of coaching. Dit terwijl uit HR 21 mei 2010, LJN BL6075 volgt dat van een werkgever extra plaatsingsinspanningen mogen worden verwacht bij een vanwege lichamelijke beperkingen moeilijk bemiddelbare werknemer. Het hof oordeelt dat vanwege de volledige arbeidsongeschiktheid niet goed denkbaar is hoe de werkgever middels 'outplacement of omscholing' invulling had kunnen geven aan deze verplichting. Daarnaast staat het arrest van 21 mei 2010 in het teken van herplaatsing binnen het eigen concern. Nu de werkgever ophoudt te bestaan, faalt het beroep op deze rechtsregel.
Wat het gevolgencriterium betreft oordeelt het hof dat de werknemer een lang dienstverband heeft van ruim 23 jaar, maar dat niet duidelijk is welke schade hij ten gevolge van de opzegging heeft geleden. Nu de loondoorbetaling en de re-integratie reeds na 104 – en ruimschoots voor de opzegging – is geëindigd, heeft de werknemer geen materiële inkomensschade geleden. Resteert de vraag of Taxi De Heide niettemin uit het oogpunt van goed werkgeverschap gehouden was om enige vergoeding te betalen gezien de lange duur van de arbeidsrelatie. Die vraag beantwoordt het hof ontkennend. Hier geldt dat de enkele omstandigheid dat een arbeidsongeschikte werknemer na (ruim) twee jaar arbeidsongeschiktheid wordt ontslagen, zonder dat er sprake is van bijkomende omstandigheden, onvoldoende grond vormt voor het betalen van enige vergoeding.