Rechtspraak
werknemer/Het NIC
Werknemer is op 1 november 1991 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Het NIC. Vanaf 2004 was werknemer voornamelijk werkzaam in Den Haag als consultant. Aanvankelijk beschikte werknemer over een leaseauto, maar vanwege het feit dat hij te weinig zakelijke kilometers maakte, werd het leasecontract niet verlengd. Werknemer kreeg een reiskostenvergoeding voor de eerste 25 kilometers. In augustus 2006 is werknemer verhuisd. In 2008 is werknemer uitgevallen wegens een burn-out. De arbeidsovereenkomst tussen werknemer en Het NIC is op 1 september 2009 geëindigd met de toezegging dat tot 1 oktober 2010 een aanvulling op de WW-uitkering zou worden gegeven door Het NIC. Werknemer stelt zich op het standpunt dat sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag, althans dat Het NIC zich niet als goed werkgever heeft gedragen. In de eerste plaats omdat Het NIC onvoldoende rekening heeft gehouden met de inmiddels gewijzigde woonplaats van werknemer. Bij een nieuwe detachering brengt het goed werkgeverschap met zich rekening te houden met deze omstandigheden. In de tweede plaats verwijt werknemer Het NIC onvoldoende re-integratie-inspanningen te hebben verricht. Meer in het bijzonder zouden een probleemanalyse en plan van aanpak ontbreken. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. In algemene zin mag juist zijn dat een werkgever zo veel mogelijk met de belangen van een werknemer rekening dient te houden, maar Het NIC heeft in de conclusie van antwoord aangevoerd dat bij BU-Oost (een locatie dichter bij de nieuwe woonplaats van werknemer) voor werknemer geen werk was en daarbij gewezen op een reorganisatie die had plaatsgevonden. Evenmin is komen vast te staan dat aan werknemer een harde toezegging is gedaan. Werknemer heeft niet deugdelijk onderbouwd waarom Het NIC voor hem op deze regels een uitzondering diende te maken. Het is immers de eigen beslissing van werknemer geweest naar ’s-Heerenberg te verhuizen en hem zijn voor zijn verhuizing ter zake van een reiskostenvergoeding en/of de terbeschikkingstelling van een leaseauto geen toezeggingen gedaan. Voorts heeft werknemer niet toegelicht dat het voor Het NIC redelijkerwijs mogelijk was zijn reiskosten bij KPN dan wel Rijkswaterstaat in rekening te brengen. De overeenkomsten van Het NIC met KPN resp. Rijkswaterstaat lagen immers kennelijk al vast, nu niet is gesteld of gebleken dat Het NIC met KPN en/of Rijkswaterstaat na de verhuizing van werknemer naar ’s-Heerenberg nieuwe overeenkomsten is aangegaan waarbij over de vergoeding van reiskosten door Het NIC opnieuw kon worden onderhandeld.
Anders dan werknemer stelt, acht het hof de handelwijze van Het NIC ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid van werknemer niet kennelijk onredelijk. Wel merkt het hof op dat met de beleidswijziging om niet langer thuis te werken, de belangen van werknemer onvoldoende zijn meegewogen. Dit alles maakt de opzegging evenwel niet kennelijk onredelijk.