Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 14 februari 2012
ECLI:NL:GHSHE:2012:BV5613
V.A.V. B.V./werknemer
Werknemer is per 1 augustus 2009 bij V.A.V. in dienst getreden als chauffeur en wel voor de bepaalde duur van twaalf maanden en voor een salaris van € 1.850 bruto per maand. In artikel 7 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat de werkgever gedurende de eerste drie maanden van arbeidsongeschiktheid het loon suppleert tot 100%. In de periode daarna gedurende negen maanden tot 85%. Op 17 september 2009 is werknemer volledig arbeidsongeschikt geraakt. Op 10 oktober 2007 is de CAO Vleessector 2007-2009 (hierna: CAO 2007-2009) algemeen verbindend verklaard (looptijd tot 1 april 2009). Op 28 januari 2010 is de CAO Vleessector 2009-2011 algemeen verbindend verklaard per 3 februari 2010. Volgens de kantonrechter is artikel 7 uit de arbeidsovereenkomst nietig, want in strijd met de algemeen verbindend verklaarde CAO Vleessector (waarin een loonsuppletie tot 100% is opgenomen). V.A.V. stelt zich op het standpunt dat (1) zij niet valt onder de werkingssfeer van de genoemde cao en (2) dat werknemer geen beroep toekomt op de suppletieregeling per 17 september 2009 omdat toen sprake was van een AVV-loze periode.
Het hof oordeelt als volgt. In overeenstemming met artikel 2 lid 3 Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet AVV) is in dictum IV bepaald dat de verbindendverklaring in 2010 geen terugwerkende kracht heeft. Voor zover de kantonrechter daarvan wel is uitgegaan, althans is uitgegaan van toepasselijkheid van de CAO 2009-2011 vóór 3 februari 2010, is zulks derhalve onjuist en slaagt het hoger beroep. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie HR 28 januari 1994, LJN ZC1247 en HR 7 juni 2002, LJN AE0644) komt verder aan een algemeen verbindend verklaarde cao geen nawerking toe, zodat de CAO 2007-2009 evenmin per 1 augustus 2009 op de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en V.A.V. van toepassing is geworden. Vanaf eerst 3 februari 2010 (zie HR 7 juni 2002, LJN AE0644) kan werknemer zich mogelijk beroepen op de CAO 2009-2011, indien althans deze cao van toepassing is en de daarin opgenomen regeling ten aanzien van arbeidsongeschiktheid (artikel 45 WCAO) ook geldt voor reeds op het moment van algemeen verbindendverklaring arbeidsongeschikte werknemers.
Het hof stelt vast dat V.A.V. een onderneming is die handelt in vlees als bedoeld in artikel 1b lid 1 onder a vierde gedachtebolletje, en derhalve in beginsel ‘een onderneming in de vleessector’ is. Het feit dat V.A.V. handelt in ‘vleeswaren’ doet hieraan niet af. V.A.V. beroept zich echter op de uitzondering van het achtste gedachtebolletje. Beide partijen gaan er daarbij vanuit dat het bij deze uitzondering gaat om productiebewerkings- of verwerkingsfuncties ten aanzien van vlees als bedoeld in deze cao. Het hof kan zich met deze uitleg verenigen. Nu V.A.V. met haar beroep op deze uitzondering de door werknemer gestelde toepasselijkheid van de CAO 2009-2011 gemotiveerd heeft betwist, rust op werknemer ingevolge artikel 150 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) (zie HR 23 april 1993, LJN ZC0941) het bewijs van feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat V.A.V. in de in deze relevante periode (3 februari 2010 tot en met maximaal 1 augustus 2010) een onderneming was met productiebewerkings- of verwerkingsfuncties van vlees. Werknemer zal conform zijn aanbod tot bewijslevering worden toegelaten.