Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Victorie Zeilmakerij BV
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 27 december 2011
ECLI:NL:GHAMS:2011:BV6679

werkneemster/Victorie Zeilmakerij BV

Loondoorbetaling na ontslag echtgenote van directeur wegens scheiding afgewezen. Werkneemster heeft recht op loon verwerkt door 1,5 jaar stil te zitten en in eerdere procedures geen loonvordering in te stellen

Werkneemster is per 1 januari 1999 als administratief medewerkster in dienst getreden van Victorie, laatstelijk tegen een salaris van € 1.586,66 bruto per maand. Op 30 augustus 2006 is werkneemster ziek gemeld bij het UWV. Werkneemster had toen huwelijksproblemen met haar (toenmalige) echtgenoot, de directeur van Victorie, en rond deze datum is de samenleving tussen haar en de directeur geëindigd. Victorie heeft werkneemster het salaris voldaan tot en met september 2006. Voorts heeft zij werkneemster te dezen op 31 oktober en 30 november 2006 telkens € 450 netto betaald. Voor het overige heeft Victorie geen loon c.a. meer aan werkneemster voldaan. Bij brief van 29 april 2008 heeft het UWV Victorie bericht dat het het tijdvak waarin werkneemster recht had op loon tijdens ziekte met 52 weken verlengde ‘in aansluiting op de normale periode van 104 weken’. In dit geding vordert werkneemster op de voet van artikel 7:629 BW doorbetaling van loon tijdens ziekte. Na verweer van Victorie heeft de kantonrechter de vorderingen afgewezen op de grond dat werkneemster bij de eis niet de in artikel 7:629a lid 1 BW bedoelde verklaring (verder: de verklaring) heeft overgelegd.

Het hof oordeelt als volgt. Van werkneemster kon niet worden gevergd dat zij een verklaring moest overleggen. Door de houding van werkneemster in de voorlopige voorzieningenprocedure (het niet noemen van het bestaan van de arbeidsovereenkomst), gevolgd door het gedurende anderhalf jaar nadien geen aanspraak maken op doorbetaling van loon, heeft zij bij Victorie het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat zij tegenover haar geen aanspraak uit hoofde van de arbeidsovereenkomst meer zou geldend maken. Om die reden heeft werkneemster haar rechten te dezen verwerkt in dier voege dat toewijzing van haar vorderingen in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De vordering is dus terecht afgewezen en het bestreden vonnis zal dan ook worden bekrachtigd.