Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 6 maart 2012
ECLI:NL:GHSHE:2012:BV8434
werknemers/St. Catharina Ziekenhuis
Werknemers zijn werkzaam voor het ziekenhuis in de functie van radiotherapeutisch laborant senior. Op deze arbeidsovereenkomsten is de CAO Ziekenhuizen van toepassing (hierna: de cao). Op 3 juli 2008 zijn door het ziekenhuis voorlopige functiebeschrijvingen vastgesteld voor de functies radiodiagnostisch laborant medior en senior. Wernemers hebben op 30 juli 2008 bij de raad van bestuur (RvB) van het ziekenhuis bezwaar op nader aan te voeren gronden ingediend tegen deze voorlopige vaststellingen. De RvB heeft deze bezwaren doorgeleid naar de Interne Bezwaren Commissie (hierna: IBC) onder gelijktijdige toezending van de betreffende voorlopig vastgestelde functiebeschrijvingen. De IBC constateert vervolgens dat de voorlopige functiebeschrijvingen waartegen werknemers bezwaar hebben niet overeenkomen met de doorgeleide voorlopige functiebeschrijvingen van de RvB. Vervolgens heeft er overleg tussen partijen plaatsgevonden. De IBC heeft uiteindelijk eind februari werknemers verzocht opnieuw bezwaar in te dienen. Door uitblijven van dit bezwaar heeft zij het dossier gesloten. Bij brief van 22 april 2009 hebben werknemers aan de voorzitter van de IBC verzocht om extra tijd om het bezwaarschrift op een andere wijze, conform verzoek, alsnog in te mogen dienen. Het ziekenhuis heeft bij brief van 23 april 2009 aan werknemers laten weten dat zij van mening was dat werknemers voldoende gelegenheid hadden gehad hun hernieuwde bezwaren in te dienen en nu zij daarvan geen gebruik hadden gemaakt, de voorlopige functiebeschrijvingen van radiotherapeutisch laborant medior en radiotherapeutisch laborant senior definitief werden vastgesteld. Bij brief van 22 december 2009 is door de raad van bestuur van het ziekenhuis na een bezwaarprocedure een definitief indelingsbesluit genomen. Werknemers stellen zich op het standpunt dat het ziekenhius onzorgvuldig heeft gehandeld. Het ziekenhuis stelt zich op het standpunt dat werknemers vanaf juli 2008 verzuimd hebbben inhoudelijke gronden aan te voeren tegen de voorlopige functiebeschrijvingen, waardoor zij geen invulling kon geven aan de IBC.
Het hof oordeelt als volgt. Op de hier bedoelde functiewaardering is ingevolge de destijds geldende cao het Protocol FunctieWaardering Gezondheidszorg van toepassing (bijlage D bij de betreffende cao). Daarbij is in het kader van een indeling van een nieuwe functie bepaald, meer in het bijzonder in artikel 2.4, dat de werkgever een voorlopig besluit neemt ter vaststelling van de functiebeschrijving van de werknemer en dit besluit schriftelijk voorlegt aan de werknemer. Het hof is – anders dan het ziekenhuis – van mening dat werknemers wel degelijk inhoudelijke gronden hebben aangevoerd tegen de voorgenomen functiebeschrijvingen. Door zich in woord en daad feitelijk achter het standpunt van de IBC te scharen heeft het ziekenhuis haar verantwoordelijkheid voor de naleving van de voorschriften in de bezwaarschriftenprocedure, als in de cao bepaald, miskend. Daar komt nog bij dat gezien de beperkte taak van de IBC, die gericht is op niet-bindende advisering aan het ziekenhuis in dit soort kwesties, het ziekenhuis, als bevoegd orgaan, een eigen verantwoordelijkheid heeft bij het nemen van haar besluit tot het definitief vaststellen van de functiebeschrijvingen. Door kennelijk het standpunt in te nemen dat er geen (ontvankelijke) bezwaren waren ingediend (immers volgens het ziekenhuis ‘zonder redenen’) tegen de voorlopige functiebeschrijvingen dan wel door deze bezwaren ongemotiveerd terzijde te laten en over te gaan tot definitieve vaststelling van de functiebeschrijvingen, heeft het ziekenhuis niet zorgvuldig jegens werknemers gehandeld.