Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland, 22 februari 2012
ECLI:NL:RBUTR:2012:BV7697
Nederlandse Vereniging van Praktijkondersteuners/Landelijke Huisartsen Vereniging c.s.
De Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) c.s. heeft sinds 1993 met een drietal vakbonden, te weten de Nederlandse Vereniging van Doktersassistenten (NVDA), Abvakabo FNV en CNV Publieke Zaak, de CAO voor de Huisartsenzorg (hierna: de cao) gesloten. De cao regelt de arbeidsvoorwaarden van ongeveer 14.000 werknemers in huisartsenpraktijken en huisartsenposten. Het merendeel daarvan is werkzaam als doktersassistent of als praktijkondersteuner. NVDA vertegenwoordigt zowel doktersassistenten als praktijkondersteuners. Zij stelt ongeveer 4600 leden te hebben, onder wie 1100 praktijkondersteuners. De beide andere vakbonden, partij bij de cao, zijn aangesloten bij landelijke vakcentrales. Abvakabo FNV heeft ongeveer 460 leden in de branche (waarvan 100 praktijkondersteuners). CNV Publieke Zaak heeft ongeveer 150 leden in de branche (waarvan 40 praktijkondersteuners). Het ledenaantal van de in 2007 opgerichte Nederlandse Vereniging van Praktijkondersteuners (NVvPO) is door haar accountant per 18 november 2009 berekend op 1479. De vordering van de NVvPO te worden toegelaten tot het cao-overleg, waarvan de geldingsduur op of na 1 april 2011 is aangevangen, is toegewezen (zie AR 2011-0098). Thans vordert NVvPO te worden toegelaten tot het eerstvolgende cao-overleg.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het is in beginsel aan contractpartijen zelf om te bepalen of zij een ander tot hun onderhandelingen willen toelaten. Deze contractvrijheid geldt ook in het collectieve arbeidsvoorwaardenoverleg, maar kent daar in die zin zijn beperkingen, dat een vakvereniging die een groot aantal werknemers in de betreffende branche vertegenwoordigt en representatiever is dan de andere vakbonden, in beginsel recht heeft om tot de onderhandelingen over een nieuwe cao te worden toegelaten (vgl. HR 8 juni 2007, NJ 2007, 464). Zwaarwegende omstandigheden kunnen daaraan evenwel in de weg staan.
Vastgesteld wordt dat NVvPO een relatief groot aantal werknemers in de branche vertegenwoordigt en dat zij representatiever is dan de aan het cao-overleg deelnemende FNV- en CNV-bond. NVvPO heeft daarom in beginsel recht om tot de onderhandelingen over een nieuwe cao te worden toegelaten. De omstandigheid dat NVvPO voornamelijk praktijkondersteuners vertegenwoordigt, staat niet aan toelating tot het cao-overleg in de weg. NVvPO heeft er, als categorale bond, belang bij namens haar leden invloed uit te oefenen op de arbeidsvoorwaarden die ingevolge artikel 14 Wet CAO ook op hun arbeidsovereenkomsten worden toegepast. Daarbij is ook het draagvlak van de cao gebaat. Een vakbond die de belangen van meerdere groepen werknemers behartigt, zal eerder tot een compromis bereid zijn dan een categorale vakbond die voor de specifieke belangen van een deel van het personeel opkomt. Dit doet evenwel het belang van NVvPO als categorale vakbond juist zwaarder wegen en rechtvaardigt niet dat van haar wordt gevergd dat zij genoegen neemt met een vooroverleg met NVDA. De enkele omstandigheid dat de cao-onderhandelingen met NVvPO minder efficiënt zullen verlopen dan zonder haar, is geen zwaarwegende reden om haar de toegang tot dat overleg te ontzeggen. Het bezwaar dat de praktijkondersteuners oververtegenwoordigd zullen zijn en de geuite vrees voor versnippering worden ongegrond geoordeeld. Volgt toewijzing van de vordering.