Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Stichting Kempisch Centrum voor Muziek & Dans
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 3 april 2012
ECLI:NL:GHSHE:2012:BW1130

werknemer/Stichting Kempisch Centrum voor Muziek & Dans

Uitleg sociaal plan. Wegnemen van pensioennadeel impliceert ook vergoeding van schade wegens het niet kunnen gebruiken van het Vendrik-effect (omzetten FPU in extra pensioen). Werkgever is gebonden aan advies bezwarencommissie

De Stichting Kempisch Centrum voor Muziek & Dans (hierna: KCMD) heeft per 1 augustus 2008 haar activiteiten gestaakt. Met de vakbonden is ter gelegenheid van deze beëindiging van de onderneming een sociaal plan opgesteld. Voor oudere werknemers is in het sociaal plan een zogenoemde FPU-voorziening getroffen. In artikel 6.2 staat opgenomen dat KCMD het pensioen inkoopt, zodat haar werknemers geen enkel nadeel ondervinden van het gebruik van FPU. Tevens is er een bezwarencommissie ingesteld voor geschillen over de toepassing en uitleg van het sociaal plan. Werknemers met een aanspraak op ABP-pensioen zoals werknemer, die tot één maand voor de maand waarin zij 65 jaar worden geen gebruik hebben gemaakt van FPU, kunnen hun niet opgenomen FPU-tijd omzetten in een verhoging van hun ouderdomspenisoen (het Vendrik-effect). Omdat werknemer per 1 februari 2009 van FPU gebruikmaakt (62 jaar en drie maanden), loopt hij deze omzetmogelijkheid mis. Volgens werknemer dient KCMD dit nadeel op grond van artikel 6.2 sociaal plan te vergoeden. De bezwarencommissie heeft werknemer in het gelijk gesteld. Het bestuur van KCMD heeft bij nieuw besluit zijn standpunt gehandhaafd. De kantonrechter heeft de vordering van werknemer afgewezen.

Het hof oordeelt als volgt. Vast staat dat werknemer op grond van de in artikel 8 van het sociaal plan opgenomen bezwarenregeling een bezwaar heeft ingediend bij de bezwarencommissie. Voorts staat vast dat de bezwarencommissie in haar uitspraak van 13 februari 2009 dat bezwaar gegrond heeft verklaard. Artikel 8.7 van het sociaal plan moet naar het oordeel van het hof aldus worden uitgelegd dat KCMD gehouden was, nu de bezwarencommissie het bezwaar van werknemer gegrond had verklaard, om met inachtneming van de uitspraak van de bezwarencommissie een nieuw besluit te nemen. De woorden ‘tenzij tot genoegen van de bezwarencommissie kan worden aangetoond dat zulks geheel of gedeeltelijk onmogelijk is’ kunnen, in samenhang met de woorden ‘met in achtneming van de uitspraak, een nieuw besluit te nemen’ niet anders worden begrepen dan dat KCMD daarbij gebonden was aan de uitspraak van de bezwarencommissie. Nu KCMD een nieuw besluit heeft genomen, waarin voorbij werd gegaan aan (de inhoud van) de uitspraak van de bezwarencommissie, kan niet worden gesteld dat KCMD dat besluit heeft genomen ‘met inachtneming’ van de uitspraak van de bezwarencommissie. Blijkens artikel 8.7 van het sociaal plan was KCMD alleen dan niet gebonden aan de uitspraak van de bezwarencommissie, indien ‘tot genoegen van de bezwarencommissie kan worden aangetoond dat zulks geheel of gedeeltelijk onmogelijk is’. Gezien het bindend karakter van de beslissing van de bezwarencommissie is KCMD gehouden het nadeel van het mislopen van het Vendrik-effect te compenseren. Daarnaast acht het hof vergoeding van dit nadeel gewezen, omdat tijdens de ledenraadpleging uitdrukkelijk over het Vendrik-effect is gesproken.