Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Magazijn De Bijenkorf B.V.
Hoge Raad, 20 april 2012
ECLI:NL:HR:2012:BV9532

werknemer/Magazijn De Bijenkorf B.V.

Ontslag op staande voet werknemer na diefstal van een broek en jasje uit De Bijenkorf rechtsgeldig. Ingrijpende gevolgen van het ontslag voor een alleenverdiener met twee jonge kinderen staat niet aan de gerechtvaardigde opzegging in de weg

Werknemer is sinds 2002 in dienst van De Bijenkorf. Op de arbeidsovereenkomst zijn de huisregels van De Bijenkorf van toepassing. In artikel 4.11 van deze huisregels staat opgenomen dat bij diefstal te allen tijde aangifte bij de politie wordt gedaan, en ontslag op staande voet volgt. Werknemers zijn meermalen deze huisregels ter hand gesteld en De Bijenkorf heeft herhaaldelijk aandacht gevraagd voor met name de strikte naleving bij diefstal onder het personeel (laatstelijk nog in maart 2009). In april 2009 heeft werknemer tijdens een uitverkoopactie zonder betaling of toestemming een broek en een jasje getracht mee te nemen. De werknemer had daags hiervoor nog aan zijn leidinggevende gevraagd of hij de goederen tegen een gereduceerd tarief mocht kopen. De leidinggevende heeft dat uitdrukkelijk geweigerd. Werknemer is daarop op staande voet ontslagen. De kantonrechter heeft in verband met de ingrijpende gevolgen van het ontslag op staande voet (werknemer is alleenverdiener en heeft de zorg voor twee kleine kinderen) de opzegging nietig geoordeeld. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en belang gehecht aan het strikte nalevingsbeleid van de huisregels door De Bijenkorf. Tegen dit oordeel keert werknemer zich in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt als volgt. Bij de beantwoording van de vraag of de aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde redenen als dringend in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW hebben te gelden, moeten mede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer worden betrokken, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die het ontslag voor hem zou hebben. Maar ook indien deze gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beƫindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is (vgl. HR 21 januari 2000, LJN AA4436, NJ 2000, 190). Ingevolge artikel 7:678 lid 2 aanhef en onder d BW kunnen dringende redenen onder andere aanwezig worden geacht wanneer de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt. Het oordeel van het hof komt erop neer dat De Bijenkorf voldoende zwaarwegende redenen had om haar bedrijfsbeleid tegen diefstal door het eigen personeel strikt te handhaven, en dat in het onderhavige geval de aan het ontslag ten grondslag gelegde redenen dit ontslag ook overigens kunnen dragen nu werknemer van dat bedrijfsbeleid op de hoogte was, wist dat dit daadwerkelijk werd gehandhaafd en door zijn eigen handelwijze aanleiding heeft gegeven tot een vertrouwensbreuk met zijn werkgever. Dit oordeel berust op een juiste rechtsopvatting en is alleszins begrijpelijk. Datzelfde geldt voor het oordeel van het hof dat de gevolgen die dit ontslag voor werknemer had, niet konden afdoen aan de gerechtvaardigdheid daarvan.