Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Midden-Nederland, 24 april 2012
ECLI:NL:RBUTR:2012:BW4364

werknemer/werkgever

Werknemer niet-ontvankelijk in ontbindingsverzoek. Mondelinge behandeling één dag voor verstrijken opzegtermijn, zodat de arbeidsovereenkomst op ontbindingsdatum niet meer bestaat

Werknemer is in dienst van Intertaste als IT support officer. Na verkregen toestemming heeft Intertaste de arbeidsovereenkomst bij brief van 28 december 2011 opgezegd tegen 1 april 2012. Thans verzoekt werknemer ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Intertaste is volgens hem in gebreke gebleven om hem ten gevolge van de overgang van onderneming een passende en gelijkwaardige functie aan te bieden. Voorts is sprake van een onherstelbare vertrouwensbreuk.

De kantonrechter verklaart werknemer niet ontvankelijk. Partijen hebben ter zitting van 29 maart 2012 verklaard dat zij er beiden van uitgaan dat de arbeidsovereenkomst vanwege de opzegging (inderdaad) eindigt per 1 april 2012. Hieruit volgt dat de arbeidsovereenkomst inmiddels niet meer bestaat, nu op het ontbindingsverzoek eerst na 1 april 2012 wordt beslist.

Ten overvloede wordt overwogen dat in het geval nog voor het aflopen van de opzegtermijn op het onderhavige verzoek zou zijn beslist, het verzoek op grond van Van Hooff Elektra zou zijn afgewezen. Op de datum van behandeling van het ontbindingsverzoek bestaat de arbeidsovereenkomst nog maar één werkdag. Voorts heeft werknemer ter onderbouwing van zijn slechte psychische gesteldheid geen nadere stukken overgelegd. Werknemer heeft onvoldoende gesteld om beëindiging van de arbeidsovereenkomst vóór 1 april 2012 te rechtvaardigen. Het beroep op de uitspraak van de Kantonrechter Utrecht van 7 december 2011 (AR 2012-0048) waarin werd geoordeeld dat Van Hooff Elektra niet van toepassing was, faalt. De werknemer had in die procedure al voor het aanvragen van de ontslagprocedure aangekondigd een procedure te entameren indien partijen er niet uit zouden komen.