Rechtspraak
werkgever/werknemer
Werknemer is in dienst als regionaal salesmanager. Om een professionaliseringsslag onder het personeel door te voeren, dienen alle werknemers een test uit te voeren. Werknemer is als manager van de resultaten op de hoogte gesteld. Hij is op staande voet ontslagen, omdat hij volgens werkgever in strijd met de opgelegde geheimhouding de uitkomsten van testresultaten van twee storemanagers met hen heeft besproken, met dien verstande dat zij zich geen zorgen hoefden te maken over de resultaten omdat zij de test goed hadden gemaakt. Thans verzoekt werkgever voorwaardelijke ontbinding.
De kantonrechter oordeelt als volgt. In de onderhavige procedure heeft werkgever niet meer gronden aangevoerd dan de gronden die reeds zijn gebruikt ter onderbouwing van het ontslag op staande voet. Geoordeeld is al dat geen sprake is van een dringende reden (zie AR 2012-0454). Werkgever heeft ook de gestelde vertrouwensbreuk onderbouwd met dezelfde feiten en omstandigheden die aan de dringende reden voor ontslag en ontbinding ten grondslag zijn gelegd. Er is derhalve geen sprake van dusdanige wijziging in de omstandigheden dat deze de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Onvoldoende duidelijk - en daarmee onvoldoende aannemelijk - is dat werknemer een strikte geheimhoudingsverplichting heeft opgelegd gekregen door werkgever. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.