Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Mercedes Benz CAC
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 15 mei 2012
ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5874

werknemer/Mercedes Benz CAC

Ontslag op staande voet wegens alcoholgebruik op het werk. Werkgever geslaagd in het bewijs dat werknemer onder invloed van alcohol niet meer in staat was te werken, ondanks ontbreken oordeel bedrijfsarts. Het nalaten van werknemer zich meteen te laten onderzoeken door een huisarts, ligt in de risicosfeer van de werknemer

Mercedes Benz CAC heeft werknemer op staande voet ontslagen nadat hij onder invloed van alcohol niet meer in staat bleek zijn werkzaamheden (goed) uit te oefenen. Bij tussenarrest is Mercedes Benz CAC opgedragen te bewijzen dat werknemer daadwerkelijk onder invloed van alcohol verkeerde op het moment van het ontslag.

Het hof oordeelt als volgt. Gezien de verklaringen van alle gehoorde getuigen behalve getuige C., alsmede bezien in het licht van de overgelegde verklaringen van andere collega’s van werknemer over diens gedrag in het algemeen als niet nader door werknemer weersproken, is komen vast te staan dat werknemer op 25 april 2006 onder zodanige invloed van alcohol was dat dit voor de (werk)omgeving merkbaar was alsook in uiterlijk, houding en gedragingen van werknemer waarneembaar was, waarbij een normale uitoefening van de gebruikelijke werkzaamheden door werknemer niet meer mogelijk was. Diverse getuigen verklaren immers omtrent het door werknemer op 25 april 2006 niet zelf kunnen oplossen van een eenvoudig probleem met de computer, waarbij luidruchtig en agressief op de directe omgeving werd gereageerd, en omtrent het niet duidelijk spreken door werknemer, dit alles terwijl rond hem een door diverse getuigen zelf waargenomen alcoholgeur althans niet lichaamseigen geur hing. Getuige B. rept van een langzamer bewegen dan normaal en getuige E. verklaart dat werknemer langzaam en waggelend naar zijn kantoor liep. Getuige C. verklaart dat getuigen hem na het gesprek op 25 april 2006 met werknemer hebben verteld dat werknemer onsamenhangend had gesproken en niet meer recht kon lopen. Dat werknemer niet door een bedrijfsarts op 25 april 2006 is onderzocht laat hetgeen hierboven is overwogen onverlet. Gezien de mededeling van zijn direct leidinggevende op 25 april 2006, namelijk dat werknemer naar huis moest omdat een alcoholgeur werd geroken, en gezien de eerder door werknemer ontvangen waarschuwingen, had het werknemer, indien hij conform zijn eigen betoog niet onder invloed was van alcohol, duidelijk moeten zijn dat hij onder die omstandigheden een serieus risico liep – al dan niet met onmiddellijke ingang – te worden ontslagen. Werknemer had er dus belang bij dit ‘niet onder invloed zijn’ te laten vaststellen. Uit het feit dat hij niet aanstonds op 25 april 2006 is ontslagen vanwege alcoholgebruik mocht werknemer in ieder geval niet zonder meer afleiden dat dit dus ook de volgende dag of dagen niet zou (kunnen) geschieden. Het nalaten zich meteen te laten onderzoeken door de bedrijfsarts of zijn eigen huisarts, of minstens het op 25 april 2006 laten afnemen van bloedmonsters, ligt in de gegeven omstandigheden dan ook in de risicosfeer van werknemer. De dringende reden is in ieder geval voldoende komen vast te staan.