Rechtspraak
werknemer/Royal Roofing Materials B.V.
Werknemer heeft vanaf 1994 werkzaamheden verricht voor CRH Bouwmaten BV (hierna: Bouwmaten), laatstelijk als senior vestigingsmanager. Op 28 april 2011 is werknemer per 14 juni 2011 op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van een jaar in dienst getreden van CRH Roofing Materials BV (hierna: Royal Roofing) als regiomanager West. Na afloop van deze arbeidsovereenkomst is werknemer meegedeeld dat zijn arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd. Werknemer stelt zich op het standpunt dat er sprake is van opvolgend werkgeverschap en dat hij werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer beroept zich op de arresten van de Hoge Raad van 11 en 25 mei 2012 (AR 2012-0470 en AR 2012-0506) waarin is geoordeeld dat aan artikel 7:668a lid 2 BW in de regel is voldaan wanneer de nieuwe arbeidsovereenkomst wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden eist als de vorige arbeidsovereenkomst en tussen de nieuwe werkgever en de vorige werkgever zodanige banden bestaan dat het door de laatste op grond van zijn ervaringen met de werknemer verkregen inzicht in diens hoedanigheden en geschiktheid in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan de nieuwe werkgever.
Aan het vereiste in deze arresten is in dit geval niet voldaan. Door Royal Roofing is namelijk concreet gesteld dat de beide functies en de daaraan inherente verantwoordelijkheden op belangrijke punten van elkaar verschillen, met name ten aanzien van de acquisitie en het aantal vestigingen. Werknemer heeft dit onvoldoende weersproken. Omdat werknemer de arbeidsovereenkomst met Bouwmaten heeft opgezegd, is de Ragetlie-regel ex artikel 7:667 lid 4 BW niet van toepassing. Voorts wordt overwogen dat niet aannemelijk is dat Royal Roofing aan werknemer opzettelijk informatie, meer specifiek met betrekking tot de looptijd van de overeenkomst en de consequenties daarvan, heeft onthouden om zijn ontslagbescherming te omzeilen. Van misbruik van recht is derhalve geen sprake. Volgt afwijzing van de vorderingen.