Rechtspraak
werknemer/X Transport B.V.
(Vervolg op HR 10 juni 2011, LJN BP8788, AR 2011-0480.) Werknemer heeft op 5 februari 1996 een grote machine van Lübeck naar Parijs getransporteerd. Op 6 februari 1996 heeft werknemer samen met twee Finse monteurs de machine gelost. De machine bestond uit twee delen; één deel was het aggregaat. Werknemer heeft samen met de twee Finse monteurs gekeken naar de bevestiging van het aggregaat aan het andere deel van de machine. Werknemer meende vanuit zijn positie te kunnen vaststellen dat het aggregaat op correcte wijze aan de machine was bevestigd. Werknemer is vervolgens in opdracht van een van de Finse monteurs begonnen met het losmaken van de spangordels waarmee de machine op de oplegger was bevestigd. Werknemer is daarbij begonnen bij de spangordel aan de achterzijde van de oplegger. Bij het losmaken van een tweede spangordel is het aggregaat van de oplegger gevallen en op werknemer terechtgekomen. Hierbij heeft hij letstel opgelopen. Op 1 maart 1999 is de arbeidsovereenkomst met werknemer beëindigd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Werknemer heeft werkgever aansprakelijk gesteld op grond van artikel 7:658 jo. 7:611 BW. Werkgever heeft zich op het standpunt gesteld dat zij haar zorgplicht is nagekomen en heeft daarbij benadrukt dat werknemers, als werknemer, in grote zelfstandigheid werken, zodat van haar als werkgever niet meer dan een algemene instructieplicht mag worden verwacht. De kantonrechter en het hof hebben de vorderingen van werknemer afgewezen. Het hof heeft daartoe overwogen dat werknemer niet heeft aangetoond welke norm werkgever heeft geschonden en welke instructies werkgever dan wel had moeten verstrekken. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd, stellende dat het hof door aldus te oordelen heeft getuigd van een verkeerde rechtsopvatting (werknemer hoeft niet de normschending te bewijzen).
Het hof oordeelt thans als volgt. Anders dan werkgever heeft betoogd, kan niet uit het CMR-verdrag noch enige andere bepaling een verbod op lossen door chauffeurs worden afgeleid. Sterker nog, het losmaken van spangordels lijkt eerder inherent aan het chauffeurschap te zijn verbonden. Het enkele feit dat werkgever werknemer een ‘chauffeurshandboek’ ter hand heeft gesteld, is onvoldoende om de zorgplicht na te komen. Temeer nu bleek dat werknemer de Nederlandse taal niet (goed) machtig is. De werkgever had specifieke instructies moeten verstrekken ten aanzien van dit bijzondere vervoer. Zowel het laden als het lossen heeft werkgever laten verrichten door Finse monteurs. Kennelijk is bij het laden (en het lossen) iets mis gegaan. Daarvoor is de werkgever krachtens artikel 6:76 BW aansprakelijk (aansprakelijkheid voor hulppersonen). De werkgever heeft derhalve zijn zorgplicht geschonden.
Van opzet of bewuste roekeloosheid is geen sprake. Nu uit het voorgaande volgt dat het lossen (althans de voorbereidende handelingen) wel degelijk tot de werkzaamheden van werknemer behoorde, kan niet worden gesteld dat hij bewust roekeloos handelde door loswerkzaamheden te verrichten. Volgt een verklaring voor recht dat werkgever aansprakelijk is voor de schade.