Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Projecttours B.V.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10 juli 2012
ECLI:NL:GHLEE:2012:BX1976

werknemer/Projecttours B.V.

Opvolgend werkgeverschap en ketenregeling. Opnieuw en onwetend aangaan van bepaaldetijdscontract nadat inmiddels conversie heeft plaatsgevonden. Ketenregel of Ragetlie?

Werknemer is op 23 oktober 2007 (blijkens de salarisstroken: als stoffeerder) in dienst getreden bij Het Matrassenhuis te Drachten, eenmanszaak van A., welke onderneming haar activiteiten heeft gestaakt per 30 september 2008. Werknemer is vervolgens van 23 januari 2008 tot en met 22 april 2008 als stoffeerder in dienst getreden bij A., handelend onder de naam ‘Projecttours B.V.’. Deze arbeidsovereenkomst is verlengd van 23 april 2008 tot 23 juli 2008. En nog eens een verlenging van rechtswege door stilzwijgende voortzetting. Werknemer is vervolgens van 1 oktober 2008 tot 1 april 2009 als productiemedewerker werkzaam in de vestiging Nieuweweg 57a te Noordwolde bij Projecttours, rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur X. Van 1 april 2009 tot 1 augustus 2009 is werknemer als productiemedewerker in de vestiging Nieuweweg 57a te Noordwolde bij Polyvision B.V., rechtsgeldig door haar directeur X vertegenwoordigd, in dienst getreden. Daarna is werknemer van 18 januari 2010 tot 18 juli 2010 als productiemedewerker in dienst getreden van de vestiging Nieuweweg 57a te Noordwolde bij Projecttours, rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur X. Tot 2008 en vanaf was/is A. via zijn holding bestuurder en aandeelhouder van Projecttours. Werknemer stelt zich op het standpunt dat hij werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en de verschillende werkgevers elkaars opvolger zijn in de zin van artikel 7:668a lid 2 BW, dan wel sprake is van opvolgend werkgeverschap bij toepassing van de Ragetlie-regel, zodat de arbeidsovereenkomst had moeten worden opgezegd.

Het hof oordeelt als volgt. Reeds vanaf 23 juli 2008 is sprake van conversie ex artikel 7:668a lid 1 BW zodat die arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft te gelden. Voor zover Projecttours heeft betoogd dat de arbeidsovereenkomst krachtens overgang van onderneming is overgegaan op Polyvision faalt deze stelling bij gebrek aan onderbouwing. Zowel de contractuele functie van werknemer als zijn werklocatie zijn in de bedoelde overeenkomsten hetzelfde gebleven. Tegenover de uitdrukkelijke stelling van werknemer dat hij ook steeds dezelfde werkzaamheden is blijven doen, heeft Projecttours nagelaten om gemotiveerd verweer te voeren. Het hof gaat er daarom vanuit dat die werkzaamheden hetzelfde zijn gebleven. Beide overeenkomsten zijn aan werkgeverszijde gesloten door X, eerst als directeur van Projecttours en vervolgens als directeur van Polyvision. Het hof gaat er daarom vanuit dat Polyvision langs deze weg in het bedoelde contract van april tot augustus 2009 is aan te merken als opvolgend werkgever, zoals bedoeld in artikel 7:668a lid 2 BW. Aan de eis dat de nieuwe werkgever redelijkerwijs geacht moet worden ten aanzien van de verrichte arbeid de opvolger van de vorige werkgever te zijn, is immers in de regel voldaan indien enerzijds de nieuwe overeenkomst wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden eist als de vorige overeenkomst, en anderzijds tussen de nieuwe werkgever en de vorige werkgever zodanige banden bestaan dat het door de laatste op grond van zijn ervaringen met de werknemer verkregen inzicht in diens hoedanigheden en geschiktheid in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan de nieuwe werkgever (HR 11 mei 2012, LJN BV9603 en HR 25 mei 2012, LJN BV9601). In dit spoor was werknemer op 31 juli 2009 voor onbepaalde tijd in dienst van Polyvision, en is het de vraag of en zo ja hoe die arbeidsovereenkomst is geëindigd. De enkele omstandigheid dat werknemer in de veronderstelling verkeerde werkloos te zijn en daarom een WW-uitkering heeft aangevraagd en verkregen, volgt naar het oordeel van het hof niet dat er wel een einde aan de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met Polyvision is gekomen. Ook uit de omstandigheid dat werknemer aanvankelijk enkel nakoming van zijn laatste arbeidsovereenkomst ‘voor bepaalde tijd’ vorderde, mag niet worden afgeleid dat hij daarmee erkent dat hij een bepaaldetijdscontract is aangegaan en zijn onbepaaldetijdscontract heeft prijsgegeven. Er is derhalve nog steeds sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Volgt aanhouding van de zaak voor bewijsvoering dat werknemer zelf de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd.