werknemer/werkgeefster

Werknemer is sinds oktober 2011 in dienst als salesmanager. Op 1 februari 2012 heeft hij zich ziek gemeld vanwege een ernstige griep. Omdat werknemer vanaf 1 maart 2012 geen dagelijks contact met werkgeefster heeft onderhouden, is het loon opgeschort. De bedrijfsarts heeft daarna geconstateerd dat de griepklachten zijn verdwenen en dat de klachten gerelateerd zijn aan de werksituatie/arbeidsverhouding. Vanaf 13 maart 2012 heeft werkgeefster de loondoorbetaling gestopt. Werknemer heeft een loonvordering ingesteld.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Gezien het oordeel van de bedrijfsarts en het deskundigenoordeel van het UWV is voldoende aannemelijk dat werknemer op 9 maart 2012 niet in staat was de bedongen arbeid te verrichten. Werkgeefster heeft de loondoorbetaling stopgezet, omdat werknemer niet zou voldoen aan zijn re-integratieverplichtingen. Op grond van artikel 7:658a lid 4 BW heeft werkgeefster de verplichting om die voorschriften of maatregelen te treffen die nodig zijn voor het verrichten van passende arbeid. Werkgeefster heeft geen advies van de bedrijfsarts of andere deskundigen ingewonnen omtrent de vraag wat in het geval van werknemer passende arbeid zou zijn. De loonstop is derhalve niet gerechtvaardigd. Ten aanzien van de loonopschorting wordt overwogen dat het door werkgeefster aangevoerde vereiste dagelijks telefonisch contact met werknemer geen redelijk voorschrift is als bedoeld in artikel 7:629 lid 6 BW. Werknemer heeft diverse keren de bedrijfsarts bezocht en werkgeefster via de mail op de hoogte gehouden, zodat ook voor de loonopschorting onvoldoende grond was. Volgt toewijzing van de loonvordering.