Curator De Eendracht B.V./werknemer

(Red.: de feiten die aanleiding vormden voor de onderhavige zaak zijn niet uit het arrest af te leiden.) Op de incidentele vordering in hoger beroep van werknemer, inhoudende dat hij op 13 oktober een beëindigingsvoorstel heeft geaccepteerd, oordeelt het hof als volgt. Anders dan werknemer stelt, is er geen sprake van aanvaarding, omdat werknemer in reactie op het beëindigingsvoorstel vergaande tegenvoorstellen doet, waaronder onder meer de persoonlijke gerantstelling van werkgever en werkgever in persoon vanwege de twijfel over de solvabiliteit van de onderneming. Er is dan geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:225 lid 2 BW.

Op de principale vordering in hoger beroep oordeelt het hof als volgt. De Eendracht heeft werknemer als bestuurder op staande voet ontslagen op 17 oktober 2005, nadat op 12 oktober 2005 de ontslagreden bekend is geworden. Naar het oordeel van het hof is een termijn van vijf dagen waarbinnen de AVA belegd moest worden geen onredelijke termijn als bedoeld in artikel 7:677 BW. In zoverre is de grief gegrond. Zij kan echter geen effect sorteren doordat de als dringend aangevoerde redenen het ontslag niet kunnen dragen. Uit de bewijslevering volgt dat het ervoor moet worden gehouden dat de overeenkomst tot aanneming van een nieuwe medewerker weliswaar zonder toestemming van de raad van commissarissen, maar met toestemming van de voorzitter van die raad is gesloten. Als deze afwijking van de standing orders behalve door werknemer en mededirecteur X ook door die voorzitter zelf veronachtzaamd werd, was zij kennelijk niet zo zeer in strijd met de gebruikelijke gang van zaken binnen het concern dat zij als dringende ontslagreden kan worden aangemerkt.