Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28 augustus 2012
ECLI:NL:GHSHE:2012:BX6277
Intertec Consultancy B.V./werknemer
Werknemer (geboren 1956) is op 1 februari 1997 in dienst getreden bij Intertec. Met werknemer is een pensioenovereenkomst gesloten. Deze pensioenovereenkomst hield onder meer in een premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en een WAO-hiaatpensioen. Het pensioen was ondergebracht bij Nationale-Nederlanden. Met ingang van februari 2002 ontvangt werknemer een partiƫle WAO-uitkering. De arbeidsovereenkomst is per 1 april 2003 (pro forma) ontbonden. Op 22 augustus 2002 is met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002 de collectieve pensioenregeling van de werknemers van Intertec, en uit dien hoofde ook van werknemer, gewijzigd. Sinds die datum wordt de pensioenregeling niet meer uitgevoerd door Nationale-Nederlanden, maar door een andere pensioenverzekeraar. De niewue pensioenregeling voorziet niet langer in de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en een WAO-hiaatpensioen. Op 3 maart 2009 heeft werknemer Intertec gedagvaard wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de tussen hem en Intertec overeengekomen pensioenafspraken. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer toegewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Anders dan Intertec betoogt, strekt de vordering van werknemer niet tot nakoming van een verbintenis tot een geven of doen (artikel 3:307 BW). De vordering van werknemer is er een tot vergoeding van schade. Hij baseert zijn vordering namelijk op de stelling dat Intertec toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de met hem gesloten pensioenovereenkomst. Werknemer was met Intertec overeengekomen dat het WAO-hiaatpensioen zou zijn verzekerd en dat er voorts bij arbeidsongeschiktheid sprake zou zijn van een premievrije pensioenopbouw. Beide onderdelen van de pensioenovereenkomst had Intertec vastgelegd in de met Nationale-Nederlanden gesloten uitvoeringsovereenkomst, maar ingevolge de met terugwerkende kracht per 1 januari 2002 met de nieuwe pensioenuitvoerder gesloten uitvoeringsovereenkomst is het WAO-hiaatpensioen volgens werknemer niet meer verzekerd en heeft hij evenmin aanspraak op een premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. De vordering van werknemer moet daarom worden gekwalificeerd als een vordering tot (vervangende) schadevergoeding, waarop artikel 3:310 BW van toepassing is. Ingevolge die bepaling verjaart een vordering tot vergoeding van schade, voor zover thans van belang, door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Partijen zijn het erover eens dat de lopende verjaring in elk geval is gestuit in de zin van artikel 3:317 BW door de aansprakelijkstelling van Intertec zijdens werknemer bij brief van 29 oktober 2007. Duidelijk is voorts dat werknemer blijkens de brief van 17 september 2002 van zijn toenmalige advocaat er op dat moment nog vanuit ging dat het WAO-hiaatpensioen en de premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid voor hem waren verzekerd. Werknemer heeft gesteld dat hij eerst begin maart 2004 er daadwerkelijk van op de hoogte raakte dat noch het WAO-hiaatpensioen noch de premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid met terugwerkende kracht sedert 1 januari 2002 voor hem waren verzekerd. Intertec heeft niet gesteld dat werknemer daarvan al op een eerder moment op de hoogte was. De vordering is derhalve niet verjaard. Het hof voegt daar nog aan toe dat de door werknemer gestelde schade in zijn visie leidt tot lagere pensioenaanspraken voor hem. Voor zover deze pensioenaanspraken in de toekomst liggen, is de daaruit voortvloeiende vordering van werknemer tot schadevergoeding vanzelfsprekend niet verjaard. Het hof benoemt een deskundige voor de berekening van de schade van de werknemer.