Rechtspraak
Rechtbank Gelderland, 11 september 2012
ECLI:NL:RBARN:2012:BX7328
Sportstudio Re-Action B.V./werkneemster
Werkneemster is sinds 2001 in dienst van Re-Action, laatstelijk als sportinstructeur/trainer. Zij is op staande voet ontslagen. De arbeidsovereenkomst is voorwaardelijk ontbonden onder toekenning van een vergoeding van € 7.000 bruto. Thans vordert Re-Action terugbetaling van studiekosten (bijna € 5.000) op grond van het overeengekomen studiekostenbeding. Werkneemster heeft tijdens haar dienstverband cursussen gevolgd. In 2009 is zij een opleiding tot schoonheidsspecialiste begonnen, die zij in 2011 heeft afgerond. Op grond van het studiekostenbeding is werkneemster, indien zij binnen een jaar na het volgen van de opleiding haar baan opzegt of wordt ontslagen, gehouden de studiekosten terug te betalen. Na twee of drie jaar is zij 50% van de kosten verschuldigd.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het studiekostenbeding voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden in dejurisprudentie. In dit geval is het echter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat werkneemster de studiekosten moet terugbetalen. Re-Action heeft werkneemster op staande voet ontslagen maar heeft, zo blijkt uit de nabetaling van het salaris, berust in de door werkneemster ingeroepen nietigheid van het ontslag. Uit de ontbindingsbeschikking blijkt dat Re-Action een verwijt te maken valt. Voorts zijn de teruggevorderde kosten, gezien het salaris van werkneemster, aanzienlijk. Niet aannemelijk is geworden dat werkneemster enig profijt heeft genoten van de door haar gevolgde opleiding en cursussen. Als onbetwist staat immers vast dat werkneemster thans niet meer werkzaam is als sportinstructeur of trainer. Daar komt bij dat door het ontslag op staande voet de kosten van de opleiding niet meer betaald zijn, waardoor zij geen diploma heeft ontvangen. De gevolgde cursussen was werkneemster verplicht te volgen omdat Re-Action anders haar licentie ter zake zou verliezen en zij aldus niet meer de afgesproken werkzaamheden zou kunnen verrichten. Tot slot wordt meegewogen dat werkneemster reeds een aanzienlijk bedrag ter zake van de kosten van de opleiding, zijnde € 2.507,64, heeft voldaan. Volgt afwijzing van de vordering.