Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11 september 2012
ECLI:NL:GHLEE:2012:BX7306
werknemer/Projecttours B.V.
Vervolg op AR 2012-682. In dat tussenarrest is een keten van tijdelijke arbeidsovereenkomsten aangenomen en de huidige werkgever als opvolgend werkgever beschouwd. Aan Projecttours B.V. is de bewijsopdracht verleend aan te tonen dat werknemer zelf ontslag heeft genomen. Projecttours heeft hiervan afgezien.
Het hof oordeelt thans als volgt. Nu niet is komen vast te staan dat de voor onbepaalde tijd geldende arbeidsovereenkomst tussen Projecttours en werknemer is geëindigd, heeft werknemer in beginsel recht op doorbetaling van zijn loon vanaf 1 juni 2010 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. Projecttours heeft zich nog beroepen op de matigingsbevoegdheid in artikel 7:680a BW. Zij heeft aangevoerd dat toewijzing van de loonvordering vrijwel zeker tot onaanvaardbare gevolgen (te weten haar faillissement) zal leiden, terwijl niet duidelijk is of werknemer zich wel voldoende heeft ingespannen om ander werk te vinden. Ingevolge vaste rechtspraak van de Hoge Raad (vgl. recent nog HR 1 juni 2012, LJN BV7347) is de rechter op grond van artikel 7:680a BW slechts bevoegd een vordering tot doorbetaling van loon die gegrond is op de vernietigbaarheid van het ontslag te matigen, indien toewijzing in de gegeven omstandigheden tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid dient de rechter een mate van terughoudendheid te betrachten die met deze maatstaf strookt en hij dient van die terughoudendheid blijk te geven in zijn motivering, en bij zijn oordeel omtrent de aanvaardbaarheid van de gevolgen van toewijzing van de vordering tot loondoorbetaling alle bijzonderheden van het geval in aanmerking te nemen. Nu dit verweer eerst bij memorie van antwoord is gevoerd, hetgeen gelet op de gang van zaken in eerste aanleg niet bevreemdt, heeft werknemer daar nog onvoldoende op kunnen reageren. Het hof acht daarom een inlichtingencomparitie op zijn plaats, waarbij van Projecttours een nadere toelichting, vergezeld van bewijsstukken, over haar financiële positie wordt verlangd, en ook een antwoord op de vraag of zij inmiddels pogingen heeft ondernomen om de arbeidsovereenkomst met werknemer rechtsgeldig te beëindigen. Van werknemer verwacht het hof een eveneens met bewijsstukken onderbouwde toelichting over zijn inkomsten vanaf 1 juni 2010 tot heden en de bron daarvan, en, indien aan de orde, een onderbouwde opgave van zijn pogingen om elders werk te vinden.