Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland, 18 oktober 2012
ECLI:NL:RBUTR:2012:BY2545
Enerco B.V./FNV Bondgenoten c.s.
Enerco heeft een kolenwasserij in Amsterdam op een terrein van Rietlanden, een op- en overslagbedrijf. Rietlanden heeft een belangenconflict met FNV Bondgenoten en VZC. Sinds 24 september 2012 vinden er op het bedrijfsterrein van Rietlanden collectieve acties plaats. Op 9 oktober 2012 ontstond tijdens het lichten van zeeschip Evgenia een onaangekondigde staking. FNV Bondgenoten en VZC hebben hun kaderleden bij andere overslagbedrijven verzocht zich solidair te verklaren met de acties bij Rietlanden en schepen van klanten van Rietlanden niet te lossen. Deze schepen worden ‘besmet verklaard’. Veel overslagbedrijven, althans hun personeel, hebben aan die oproep gehoor gegeven. De Evgenia, die eveneens besmet is verklaard, wordt daardoor ook elders niet gelicht. Enerco vordert, kort gezegd, onder meer FNV Bondgenoten en VZC te verbieden de lichter- en loswerkzaamheden als besmet aan te (blijven) merken en uitvoering van de werkzaamheden anderszins te verhinderen.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Niet in geschil is dat de onderhavige staking betrekking heeft op een belangengeschil tussen Rietlanden en de bonden als bedoeld in artikel 6 lid 4 ESH en daarmee rechtmatig is. De onderhavige besmetverklaring, die tot gevolg heeft dat Enerco door toedoen van de bonden geen enkele mogelijkheid heeft om haar schepen te lossen, kan worden beschouwd als ‘een aantasting van de rechten en vrijheden van anderen’ als bedoeld in artikel G ESH. Echter, van een dergelijke aantasting is pas sprake indien aannemelijk is dat een derde door de collectieve acties disproportionele schade lijdt. Aannemelijk is dat de kolenwasserij van Enerco stil komt te liggen en dat Enerco schade lijdt doordat zij haar afnemers niet kan leveren. Enerco heeft echter onvoldoende concreet onderbouwd wat de gevolgen van deze schade zijn voor haar bedrijfsvoering. Het had op haar weg gelegen om te concretiseren welke gevolgen deze schade heeft voor haar totale omzet en haar financiële positie. De vordering wordt derhalve afgewezen.