Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland, 18 oktober 2012
ECLI:NL:RBUTR:2012:BY2550
Rietlanden Terminals B.V./FNV Bondgenoten c.s.
Rietlanden is een op- en overslagbedrijf voor droge bulk met drie terminals in de Amsterdamse haven. Een groot deel van de ongeveer 125 werknemers is lid van FNV Bondgenoten dan wel VZC. Omdat Rietlanden weigert over een cao te onderhandelen, hebben de bonden acties aangekondigd. Tevens hebben FNV Bondgenoten en VZC gewezen op het onderkruipverbod van artikel 10 WAADI. Vanaf 24 september 2012 hebben werkonderbrekingen plaatsgevonden. Vanaf 9 oktober 2012 is een staking voor onbepaalde tijd afgekondigd. Stakende werknemers hebben over de spoorwegovergang gelopen en de toegang tot de terminal geblokkeerd. Thans vordert Rietlanden, kort gezegd, de bonden te verbieden acties uit te voeren en/of te faciliteren en/of daartoe op te roepen.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Niet in geschil is dat de onderhavige staking betrekking heeft op een belangengeschil als bedoeld in artikel 6 lid 4 ESH en daarmee rechtmatig is. De blokkades vallen onder de reikwijdte van artikel 6 lid 4 ESH. Het begrip ‘collectieve actie’ in dit artikel ziet niet slechts op stakingen, maar heeft een ruimere strekking. Vervolgens is de vraag of de acties disproportioneel zijn. De voorzieningenrechter stelt vast dat zich tijdens de acties een of meer incidenten hebben voorgedaan die de proportionaliteitstoets niet kunnen doorstaan. Het behoeft geen betoog dat het bij een naderende trein op een spoorwegovergang staan van stakende werknemers dermate gevaarlijk is dat dit als disproportioneel moet worden aangemerkt. Datzelfde geldt voor het tegen hun wil verhinderen van managers van Rietlanden om het bedrijfsterrein te verlaten. De vraag is echter of het feit dat deze incidenten zich hebben voorgedaan thans aanleiding moet zijn voor het toewijzen van de door Rietlanden gevraagde voorziening. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. Daarbij is van belang dat FNV Bondgenoten en VZC bij brief van 10 oktober 2012 hebben meegedeeld alles te zullen doen wat in hun vermogen ligt om dergelijke incidenten te voorkomen. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat zich na 10 oktober 2012 nog buitenproportionele acties hebben voorgedaan. Tot slot faalt de stelling dat FNV Bondgenoten onrechtmatige uitlatingen in publicaties heeft gedaan. Mede gelet op het feit dat sprake is van een belangenconflict, wordt onder verwijzing naar het Parool-arrest (HR 6 januari 1995, NJ 1995, 422) geoordeeld dat het belang van FNV Bondgenoten bij vrijheid van meningsuiting zwaarder weegt dan het recht op eer en goede naam van Rietlanden. Volgt afwijzing van de vordering.