Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 6 november 2012
ECLI:NL:GHSHE:2012:BY2751
werknemer/notaris X
Werknemer (geboren 1948) is op 1 april 1987 in dienst getreden bij (een rechtsvoorganger van) notaris X als medewerker (notarisklerk). Op 16 april 2009 heeft X werknemer op non-actief gesteld en op 29 april 2009 toestemming verzocht aan het UWV WERKbedrijf voor ontslag wegens bedrijfeconomische redenen. De arbeidsovereenkomst is met toestemming van het UWV WERKbedrijf opgezegd per 1 juli 2009. Werknemer heeft schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag gevorderd. De kantonrechter heeft deze vordering afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Anders dan werknemer acht het hof geen sprake van een valse of voorgewende reden. Onvoldoende gemotiveerd betwist staat immers vast dat het bedrijfseconomisch slecht ging met X, zodat geen sprake is van een valse reden. Dat volgens werknemer de ‘echte’ reden voor ontslag was gelegen in een verstoorde arbeidsrelatie (en derhalve sprake zou zijn van een voorgewende reden) acht het hof niet bewezen. De abrupte non-actiefstelling als zodanig kan dit standpunt niet ondersteunen.
Voor wat betreft het beroep op het gevolgencriterium oordeelt het hof als volgt. Werknemer was ten tijde van het ontslag 61 jaar oud en ruim 22 jaar in dienst van (de voorganger van) X. Sinds 2005 (de overname door X) wordt werknemer niet conform de voorheen geldende arbeidsvoorwaarden beloond. In algemene zin is het structureel niet nakomen van primaire of andere arbeidsvoorwaarden mogelijk een aanwijzing van slecht werkgeverschap. Het hof oordeelt evenwel dat partijen hieromtrent te weinig hebben gesteld. Voor zover werknemer X verwijt nimmer aandacht te hebben besteed aan scholing, oordeelt het hof dat zelfs indien werknemer niet om het volgen van cursussen zou hebben gevraagd het op de weg van X had gelegen om als goed werkgever te zorgen voor een regelmatige bijscholing sinds 2005. De abrupte non-actiefstelling leidt in casu niet tot schending van het goed werkgeverschap, daar deze non-actiefstelling deels was te verwachten en X kort daarna is overgegaan tot ontslagaanvraag. Nu verder het onregelmatig ontslag als zodanig heeft geleid tot een vergoedingsrecht van werknemer dat door X vrij snel is betaald, is daarmee het onregelmatig ontslag conform de wettelijke regels afgehandeld en ziet het hof geen aanleiding meer dit bij de beoordeling of het ontslag naar zijn effecten kennelijk onredelijk is, te betrekken. Het hof is van oordeel dat, gegeven de omstandigheden van het geval als hierboven (grotendeels) weergegeven, het door X aan werknemer gegeven ontslag kennelijk onredelijk is, nu door X geen inspanningen zijn verricht om voor werknemer extern ander werk te vinden, door X niet gezorgd is tijdens het dienstverband voor verbreding van het opleidingsniveau van werknemer en evenmin gezorgd is voor een outplacementtraject, terwijl X er niet van mocht uitgaan dat werknemer zonder dergelijke scholing en ondersteuning door X makkelijk en snel weer ander werk zou vinden. De vrijstelling van werk met behoud van loon vormde een absoluut onvoldoende maatregel om genoemd tekortschieten van X te compenseren.
De schadevergoeding wordt als volgt berekend. Het hof is uitgegaan van een jaarinkomen van € 37.535,53, zijnde 12 maal € 2.896,26 maal 1,08 (dit laatste vanwege de vakantiebijslag) minus de door werknemer onweersproken gestelde ontvangen WW-uitkering ad gemiddeld € 23.893,39 per jaar, derhalve afgerond van een inkomensschade van € 13.700 bruto per jaar. De periode waarin werknemer een WW-uitkering heeft ontvangen loopt van 1 december 2009 tot 1 juni 2011, zijnde het moment waarop door werknemer prepensioen wordt ontvangen en beloopt aldus anderhalf jaar. Het bedrag ad € 13.700 bruto maal 1,5 levert € 20.550 bruto op.